Psalms 41:9

18) kleeft

Of, benauwt hem. Zij willen zeggen: Hij heeft ergens Belials- of schelmstuk, boevenstuk, bedreven, waarom hij met deze Belialsplaag [waarvan sommigen dit verstaan] beleden is, dies moet hij voort; gelijk Jobs vrienden hem als een goddelozen om zijn vreemd lijden veroordelen. Van het woord Belial, zie Deut. 13:13. en verg. 2 Sam. 22:5.

De 13.13 2Sa 22.5

19) weder

Hebr. niet toedoen, of voortvaren op te staan.

Isaiah 41:11-12

34) zijn;

Of, ontbranden; te weten met toorn.

35) en die lieden,

Hebreeuws, de mannen van uwen twist; dat is, die met u twisten; alzo Jes. 41:12 de mannen uws gekijfs; dat is, die met u kijven.

Isa 41.12

Jeremiah 20:10

24) de naspraak

Of, naklap, boos gerucht.

25) Magor-missabib,

Zie #Jer. 20:3. Dezen mag men nemen voor een aanleider van hetgeen, waarvan verder in Jer. 20:10 gesproken wordt. Anders: schrik, of vrees, [grijpt mij aan] van rondom, [zij zeggen] enz.

Jer 20.3,10

26) Geef [ons] te kennen,

Dat is, verneem er naar en let er op, wat gij van Jeremia hoort, en breng het ons aan, opdat wij het den oversten, zo kerkelijken als politieken, aanbrengen, om tegen hem te beraadslagen.

27) al mijn vredegenoten

Hebreeuws, alle mensen mijns vredes, alzo onder Jer. 38:22; vergelijk 2 Sam. 8:10; Ps. 41:10.

Jer 38.22 2Sa 8.10 Ps 41.9

28) hinking;

Of ik mij ergens in mijn ambt of leven mocht vergrijpen of struikelen, en zij mij daarover ten val of in lijden brengen; vergelijk Ps. 35:15, en Ps. 38:18.

Ps 35.15 38.17

29) overreed worden,

Zich met zoete woorden laten misleiden, om het een tegen het ander te zeggen, of anderszins feilen en gelegenheid geven tot zijn verderf.

Jeremiah 38:22

45) vrouwen,

En tevoren met Chonia of Jojachin niet zijn weggevoerd. Zie 2 Kon. 24:14,15.

2Ki 24.14,15

46) dezelve zullen zeggen:

Uwe vrouwen zullen tot uw verwijt zeggen.

47) vredegenoten

Hebreeuws, mannen uws vredes; dat is uwe vrienden of bondgenoten; alzo boven Jer. 20:10.

Jer 20.10

48) aangehitst,

Om te rebelleren. Zie 2 Kon. 24:20; 2 Kron. 36:13, en boven Jer. 27:3.

2Ki 24.20 2Ch 36.13 Jer 27.3

49) overmocht;

Verrukkende u, door hun raad en ophitsing van uw plicht. Vergelijk Obad.:7.

50) modder gezonken;

Gij hebt u in zwarigheid gebracht, waaruit gij u niet kunt redden. Het kan zijn dat met deze woorden gezien wordt op hetgeen de koning aan Jeremia had laten geschieden, boven Jer. 38:6.

Jer 38.6

51) achterwaarts gekeerd!

Gij zijt afgeweken van den koning van Babel, tegen uwen eed, 2 Kron. 36:13; vergelijk deze klacht over Zedekia met Jes. 8:21. Enigen verstaan het van zijne vredegenoten, die hem verlaten hebben.

2Ch 36.13 Isa 8.21
Copyright information for DutKant