Psalms 45:10-13
30) kostelijke Hebr. kostelijke, doch in het vrouwelijke geslacht, zulks dat het van vrouwen moet worden verstaan. Verg. Ps. 45:15. Anders, in uwe kostelijkheden. Ps 45.14 31) koningin Of, bedgenoot; dat is hier de bruid. 32) Ofir Zie 1 Kon. 9:28. 1Ki 9.28 33) o dochter Dit is ene aanspraak aan de bruid. 34) vergeet Verlaat de afgodische religie, die onder uw volk en in uws vaders huis in zwang gaat. Verg. wijders Matth. 10:37; Luk. 14:26 Mt 10.37 Lu 14.26 35) schoonheid Wijdlopig beschreven in het Hooglied van Salomo. 36) buig Of, aanbid hem als de Zoon Gods. 37) dochter Dat is, de inwoners van Tyrus, de stad Tyrus. Zie van de deze stad Joz. 19:29, en 1 Kon. 5:1, en verg. Ps. 72:10,11; Jes. 49:23. Jos 19.29 1Ki 5.1 Ps 72.10,11 Isa 49.23 38) Tyrus Anders, belangende de dochter van Tyrus, de rijke, enz. 39) smeken Zie Job 11:19. Job 11.19 Ezekiel 16:13
41) Zo waart gij versierd Door al deze gelijkenissen, genomen van lichamelijken sieraad, nooddruft, schoonheid en voorspoed, wordt afgebeeld de overvloed der geestelijke gaven, waarmede God het Isralietische volk boven andere natin verheven had, als daar waren de geving der wet, de openbaring van de hemelse leer, de gave der profetie, het priesterdom, de zuivere godsdienst, de wonderen, de hoop van het toekomende leven, enz. 42) gestikt werk; Of, borduurwerk. 43) meelbloem, Versta onder de soorten van leeftocht hier verhaald, al wat nodig is tot onderhouding des levens en aangenaam tot deszelfs vermaking. 44) gans Hebreeuws, in zeer zeer. 45) zeer schoon, Dat is, zeer aangenaam en van alle volken met verwondering aangezien. 46) dat gij een koninkrijk werdt. Dat is, dat gij uw eigen koningen gehad hebt, die u regeerden. Of, gij hadt voorspoed in het koninkrijk; te weten meest onder de regering van de koningen David en Salomo. De koninklijke hoogheid was den Isralieten beloofd, Gen. 17:6 en Gen. 49:10. Ge 17.6 49.10
Copyright information for
DutKant