Psalms 48:1

1) lied

Of, een gezang, een psalm, gelijk integendeel het opschrift van der dertigste psalm is: een psalm, een lied. Het onderscheid van dezen was, naar sommigen gevoelen, dat een psalm, een lied begonnen is met het spelen der instrumenten, de stemmen daarna volgende; en een lied, een psalm, begon van het zingen met stemmen, de instrumenten der muziek daarop volgdende. Doch anderen houden het voor ‚‚n ding.

2) kinderen

Zie Ps. 42:1.

Ps 42.1

3) te prijzen

Of, prijselijk, prijswaardig; gelijk 2 Sam. 22:4; Ps. 18:4, en Ps. 145:3.

2Sa 22.4 Ps 18.3 145.3

4) stad

Jeruzalem, afbeeldende de kerk Gods en het hemelse Jeruzalem, gelijk mede Zion, Hebr. 12:2; Openb. 14:1.

Heb 12.2 Re 14.1

Psalms 50:1

1) worden in de uiterste duisternis; Matth. 8:12.

Mt 8.12

Of, voor Asaf; dat is, hem of zijnen nakomelingen ter hand gesteld, om in Gods kerk te gebruiken: gelijk Jakob en Isra‰l dikwijls genomen worden voor de Isra‰lieten of Jakobs nokomelingen, en A„ron voor A„rons nakomelingen, 1 Kron. 12:27. Alzo kan men ook door Asaf somtijds verstaan zijne nakomelingen. Asaf was een opperzangmeester en ook een ziener of profeet. Zie 1 Kron. 25:1, enz.; 2 Kron. 29:30.

1Ch 12.27 25.1 2Ch 29.30

2) God

Zie Deut. 10:17; Ps. 82:1. Sommigen geven aan dat hier drie onderscheidene namen Gods bijeengevoegd zijn, El, Elohim, Jehovah. Verg. Joz. 22:22.

De 10.17 Ps 82.1 Jos 22.22

3) aarde

Dat is, inwoners der aarde.

Copyright information for DutKant