Psalms 48:2

Lamentations 2:15

83) Allen,

Te weten van welken staat of stand zij zijn, doch versta die, welke vreemd zijn van de ware religie.

84) klappen met de handen

Tot uw spot. Hebreeuws, met de palmen. Zie de aantekening Job 27:23.

Job 27.23

85) zij fluiten

Zie 1 Kon. 9:8; 2 Kon. 19:21; Job 16:9; Jer. 18:16.

1Ki 9.8 2Ki 19.21 Job 16.9 Jer 18.16

86) waarvan men van zeide,

Dat is, die men noemde de volmaakte in schoonheid.

87) vreugde der ganse aarde?

Vergelijk Ps. 48:2, en Ps. 50:2.

Ps 48.1 50.2

1 Peter 1:10-12

34) Van welke zaligheid

Namelijk ons door Christus verworven, om hier en hiernamaals te genieten; zie Hand. 3:24, en Hand. 10:43, enz.

Ac 3.24 10.43

35) ondervraagd en

Want de profeten, door Gods Geest daarvan onderricht zijnde, hebben altijd meer en meer daarvan gepoogd te weten; zie hiervan voorbeelden Jes. 63:1, enz.; Dan. 9:24, enz.; Luk. 10:24.

Isa 63.1 Da 9.24 Lu 10.24

36) van de genade,

Zo noemt de apostel de vervulling der beloften, die in het Evangelie geschied is, gesteld tegen de blote voorbeelden en voorzeggingen van deze genade; zie Joh. 1:17.

Joh 1.17
37) hoedanigen tijd

Dat is, niet alleen de genade zelf is van hen onderzocht maar ook de tijd, wanneer die over het huis van Isra‰l zou komen; zie Gen. 49:10; Jes. 11:1; Dan. 9:24.

Ge 49.10 Isa 11.1 Da 9.24

38) de Geest van

Dat is, de Heilige Geest, door wien de heilige mannen Gods gedreven zijn geweest en gesproken hebben, 2 Petr. 1:21; welke hier Christus' Geest genoemd wordt, omdat Hij van Christus voortkomt, en Hij Hem van den Vader, niet alleen tot de apostelen, maar ook tot de profeten heeft gezonden. Zie Joh. 12:41, en Joh. 15:26, vergeleken met Hand. 28:25; waarom Hij ook de Geest van den Zoon genoemd wordt; Gal. 4:6.

2Pe 1.21 Joh 12.41 15.26 Ac 28.25 Ga 4.6

39) heerlijkheid daarna

Grieks de heerlijkheden.

40) dat zij niet zichzelven,

De apostel spreekt hier van de zaak zelf, namelijk van Christus' komst in het vlees, Zijn lijden en Zijn heerlijkheid, gelijk in 1 Petr. 1:11 is uitgedrukt, niet van de vruchten en werkingen derzelve in ons, die de gelovigen van het Oude Testament zowel als wij hebben ontvangen, gelijk hiervoor meermalen in aangewezen.

1Pe 1.11

41) Die van den hemel

Namelijk op den Pinksterdag naar de profetie van Jo‰l; Jo‰l. 2:28; Hand. 2:4,16,17.

Joe 2.28 Ac 2.4,16,17

42) in welke dingen

Namelijk waarvan hij in 1 Petr. 1:12 en in 1 Petr. 1:11 heeft gesproken.

1Pe 1.12,11

43) de engelen

Namelijk vanwege de verwondering en het vermaak, dat zij hebben in het erkennen van Gods veelvoudige wijsheid, die Hij gebruikt in het werk onzer verlossing en in de uitdeling Zijner genade over de gemeente, gelijk Paulus verklaart Ef. 3:10; en de apostel schijnt hier te zien op het voorbeeld van de ark des verbonds, waarover twee cherubijnen met uitgestrekte vleugels en gebogen hoofden naar den genadestoel of het verzoendeksel gedurig zagen. Zie Exod. 25:20; Hebr. 9:5.

Eph 3.10 Ex 25.20 Heb 9.5
Copyright information for DutKant