Psalms 49:14

29) weg is

Dat is, manier van doen, leven en wandel. Zie Gen. 6:12.

Ge 6.12

30) dwaasheid

Anders, hoop; dat is, hetgeen waarop zij hun hoop en vertrouwen stellen. Omdat het Hebr. woord strijdige dingen betekent, somtijds dwaasheid, ongestadigheid, lichtvaardigheid, somtijds hoop, bestendigheid, vertrouwen; gelijk het Hebr. woord berech, zegenen, somtijds vloeken, en bij ons het woord hel, somtijds klaar, licht, luchtig ]betekent, somtijds de uiterste duisternis, en dergelijke meer, zo in onze als andere talen.

31) woorden

Hebr. mond; dat is, zeggen, leren, bevelen, gelijk de mond dikwijls genomen wordt voor hetgeen er uit gaat. De zin is: Zij doen na, gelijk de anderen voorgadaan hunner voorzaten behoorden te verfoeien.

32) Sela

Zie Ps. 3:3.

Ps 3.2

Song of Solomon 2:9

31) achter onzen muur,

Versta hier den vurigen muur der kerk, dat is, de bewaring en beschutting, die God zijne kerk bewijst door zijn heilige engelen. Zie 2 Kon. 6:17; Ps. 34:8; Zach. 2:5. Als hier staat onzen muur, daarmede wordt te kennen gegeven dat deze muur is een bolwerk, dat de kerk eigen is en haar alleen toekomt. Anderen verstaan die woorden: Hij staat achter onzen muur, aldus, dat zij betekenen een nadere gemeenschap met Christus dan toen Hij nog ver af was, komende al springende op de bergen, Hoogl. 2:8, maar evenwel zo na nog niet, of daar was nog een muur tussenbeiden. Zodat hier aangewezen worden te trappen, waarmede Christus zijne liefde jegens zijne kerk is bewijzende, niet gelijkelijk, maar naardat Hij acht ons goed te wezen.

2Ki 6.17 Ps 34.7 Zec 2.5 So 2.8

32) kijkende

Dit is een gelijkenis, genomen van een wachter, die op een toren de wacht houdt. Zie 2 Kon. 9:17; Ezech. 33:2. De Heere Christus is de rechte wachter en hoeder van Isra‰l, die nimmermeer slaapt nocht sluimert; Ps. 121:4. Hij ziet en bespot al de raadslagen der goddelozen tegen zijne kerk; Ps. 2:4.

2Ki 9.17 Eze 33.2 Ps 121.4 2.4

33) blinkende

Of, glinsterende als ene bloem; dat is, zichzelve als een bloem vertonende; te weten lieflijk en aangenaam. Het is vast hetzelfde, dat straks gezegd is. De wederhaling dient tot versterking en bevestiging van het voorzeide.

34) de tralien.

Meermalen worden de trali‰n en vensters bijeengevoegd, gelijk Richt. 5:29; Spreuk. 7:6, en elders.

Jud 5.29 Pr 7.6

Song of Solomon 2:17

59) de dag

Dat is de tijd der wetenschap, heiligheid, des troostes, vredes en der geestelijke blijdschap. Zie Rom. 13:12,13, en 1 Thess. 5:5; 2 Petr. 1:19.

Ro 13.12,13 1Th 5.5 2Pe 1.19

60) aankomt,

Hebreeuws, aanblaze. Aldus spreken de Hebre‰n, omdat de dag gemeenlijk met enige koelte opgaat.

61) de schaduwen

Dat is, al hetgeen nog onvolmaakt is.

62) keer om,

Te weten tot mij; het zijn de woorden der Bruid tot haren Bruidegom, hem biddende en aanroepende, dat Hij haar wil bijstaan in haar nood en zwarigheden.

63) wordt Gij

Te weten in snelligheid, om mij te helpen; zie Hoogl. 2:8.

So 2.8

64) Bether.

Of, Bitrons, of der scheiding. Dit zijn de bergen Gileads, die door de Jordaan van Judea afgescheiden worden. Deze bergen waren vol wild en zeer bekwaam tot de jacht. Zie de aantekening 2 Sam. 2:29.

2Sa 2.29

Song of Solomon 8:14

65) Kom haastelijk,

Hebreeuws, vlied. In deze betekenis schijnt het hier niet genomen te worden, want de kerk bidt niet dat Christus van haar vliede of wijke; dat is de bede der Gadarenen. Matth. 8:34; maar vlied betekent hier: kom zo haastiglijk tot ons, als iemand die gejaagd zijnde is vliedende. De Bruid bidt en begeert dat zij moge zien het einde van het rijk van Christus in deze wereld [daar Hij in zijne ledematen wordt vervolgd en gekweld] en tegelijk hare opneming in de hoge hemelen. Nu regeert Christus in het midden zijner vijanden, Ps. 110:2, en dat zal alzo voortaan duren, totdat Hij al zijne vijanden onder zijne voeten zal gebracht hebben, en totdat Hij het koninkrijk aan God zijnen Vader zal overgegeven hebben, 1 Cor. 15:24,25. Naar dezen dag verlangt de Bruid, en wenst dat hij haast moge komen, en dat de Bruidegom haar wil bijstaan, terwijl zij hier beneden in den strijd is. Hoogl. 2:17, en dat Hij zijn laatste toekomst wil bespoedigen tot hare verlossing. Of, als men immers het woord Barach in zijn eigen betekenis zou willen behouden, namelijk voor vluchten of vlieden, zo moest dit de overzetting en de mening zijn: Vlied, mijn liefste.... naar de bergen der specerijen; dat is, naar de hemelen, die hier genoemd worden de bergen der specerijen, ten aanzien van de hoogte, de vreugde en vermakelijkheid, die eeuwiglijk zal zijn aan de rechterhand Gods; Hoogl. 4:6, wordt de hemel genoemd een mirreberg en een wierookbergje. Het is zoveel alsof de Bruid hier aldus sprak: Alhoewel het mij zeer lief zou zijn, dat Gij lichamelijk bij mij waart en steeds bleeft, zo beken ik nochtans dat het mij beter is dat Gij in den hemel zijt, om mij vandaar den Trooster, den Heiligen Geest, te zenden, en mij in uws Vaders huis een plaats te bereiden, opdat Gij mij eindelijk tot u neemt in de eeuwige zaligheid; Joh. 14:2, en Joh. 16:7.

Mt 8.34 Ps 110.2 1Co 15.24,25 So 2.17 4.6 Joh 14.2 16.7

66) een ree,

Dat haastelijk heenloopt; dat is, haast u om tot ons te komen. Zie Hoogl. 2:8,9,17. Gelijk dit Hooglied begonnen is met verlangen der Bruid naar haren Bruidegom, dat Hij haar kusse met de kussen zijns monds; alzo eindigt het met verlangen naar de tweede komst van Christus, gelijk Hij zijne kerk zal opnemen in de eeuwige vreugde. De Geest en de Bruid zeggen: kom, en wie het hoort, zegge: kom. Christus zelf zegt: Ik kom haastelijk, Amen. Ja kom, Heere Jezus. De genade onzes Heeren Jezus Christus zij met u allen; Openb. 22:17,20,21.

So 2.8,9,17 Re 22.17,20,21
Copyright information for DutKant