Psalms 50:1
1) worden in de uiterste duisternis; Matth. 8:12. Mt 8.12 Of, voor Asaf; dat is, hem of zijnen nakomelingen ter hand gesteld, om in Gods kerk te gebruiken: gelijk Jakob en Isral dikwijls genomen worden voor de Isralieten of Jakobs nokomelingen, en Aron voor Arons nakomelingen, 1 Kron. 12:27. Alzo kan men ook door Asaf somtijds verstaan zijne nakomelingen. Asaf was een opperzangmeester en ook een ziener of profeet. Zie 1 Kron. 25:1, enz.; 2 Kron. 29:30. 1Ch 12.27 25.1 2Ch 29.30 2) God Zie Deut. 10:17; Ps. 82:1. Sommigen geven aan dat hier drie onderscheidene namen Gods bijeengevoegd zijn, El, Elohim, Jehovah. Verg. Joz. 22:22. De 10.17 Ps 82.1 Jos 22.22 3) aarde Dat is, inwoners der aarde.
Copyright information for
DutKant