Psalms 50:14

21) dank

Of, lof. Van het ceremonieel lofoffer, zie Lev. 7:12; maar hier wordt gesproken van de geestelijke offeranden, die Gods bondgenoten schuldig zijn te doen. Verg. Hebr. 13:15.

Le 7.12 Heb 13.15

Psalms 61:8

17) zitten;

Regerende op zijnen troon. Zie Ps. 29:10; Luk. 1:32,33; Hand. 2:30.

Ps 29.10 Lu 1.32,33 Ac 2.30

18) bereid

Of, beschik, bestel; gelijk zijn toegeleid en voorbereid deel. In het Hebr. wordt hetzelfde woord man gebruikt, als voor het hemelse man, waarmede God Isra‰lspijzigde in de woestijn, gelijk met een voorbereide spijs.

Copyright information for DutKant