Psalms 51:8

13) waarheid

Dat is, ongeveinsdheid, onbedriegelijke oprechtheid, gesteld tegen huichelarij en geveinsdheid, waaraan zich David te dezer tijd had schuldig gemaakt.

14) binnenste,

Of, binnenste, inwendige delen of partijen; te weten des mensen, dat is, in het hart. Verg. Rom. 3:29, en Rom. 7:22; 2 Cor. 4:16; 1 Petr. 3:4; idem Luk. 11:39,40. Het Hebr. woord wordt alleen hier en Job 38:36 gevonden, komende van een woord, dat bestrijken, bedekken, overtrekken [gelijk muren met kalk, cement, leem, enz.] betekent, en wordt van sommigen overgezet, nieren; [als met vet overdekt zijnde] waardoor de bewegingen des mensen dikwijls verstaan worden. Doch van anderen, praecordia; dat is, hartedeksel, of borstbeen, dat het hart overdekt, waarin God de wijsheid gesteld heeft; Job 38:36.

Ro 3.29 7.22 2Co 4.16 1Pe 3.4 Lu 11.39,40 Job 38.36,36

15) verborgene

Of, besloten; te weten het hart. Hij schijnt te willen zeggen dat God hem geleerd heeft, niet alleen van buiten zijn licht te laten schijnen, maar ook inzonderheid van binnene en in het verborgen heilig te zijn. Sommigen duiden het op de wijsheid Gods in verborgenheid, 1 Cor. 2:7, enz., in het Evangelie en door zijnen Geest geopenbaard.

1Co 2.7
Copyright information for DutKant