Psalms 6:2-3

4) verzwakt;

Of, flauw, amechtig geworden.

Psalms 32:3

5) zweeg,

Dat is, mijne zonden voor den HEERE niet bekende.

Psalms 51:8

13) waarheid

Dat is, ongeveinsdheid, onbedriegelijke oprechtheid, gesteld tegen huichelarij en geveinsdheid, waaraan zich David te dezer tijd had schuldig gemaakt.

14) binnenste,

Of, binnenste, inwendige delen of partijen; te weten des mensen, dat is, in het hart. Verg. Rom. 3:29, en Rom. 7:22; 2 Cor. 4:16; 1 Petr. 3:4; idem Luk. 11:39,40. Het Hebr. woord wordt alleen hier en Job 38:36 gevonden, komende van een woord, dat bestrijken, bedekken, overtrekken [gelijk muren met kalk, cement, leem, enz.] betekent, en wordt van sommigen overgezet, nieren; [als met vet overdekt zijnde] waardoor de bewegingen des mensen dikwijls verstaan worden. Doch van anderen, praecordia; dat is, hartedeksel, of borstbeen, dat het hart overdekt, waarin God de wijsheid gesteld heeft; Job 38:36.

Ro 3.29 7.22 2Co 4.16 1Pe 3.4 Lu 11.39,40 Job 38.36,36

15) verborgene

Of, besloten; te weten het hart. Hij schijnt te willen zeggen dat God hem geleerd heeft, niet alleen van buiten zijn licht te laten schijnen, maar ook inzonderheid van binnene en in het verborgen heilig te zijn. Sommigen duiden het op de wijsheid Gods in verborgenheid, 1 Cor. 2:7, enz., in het Evangelie en door zijnen Geest geopenbaard.

1Co 2.7

Psalms 141:7

23) Onze

Te weten, mijne en van mijne krijgslieden.

24) beenderen zijn

De zin is: Het is met mij en mijn volk schier geheel gedaan, zodat wij als van elkander gehouwen en gekloofd zijn, ja als een hoop dode beenderen schijnen geworden te zijn, die men in de aarde gaat steken.

25) gelijk of iemand

Of, gelijk wanneer iemand [hout] hakte en kloofde tegen de aarde; dat is, hetwelk op de aarde ligt, en waarvan de spaanders hier en daar verspreid worden. Anders: gelijk als die het land [of aardrijk] snijdende klieft; te weten, met den ploeg [zo] zijn verdeeld onze beenderen, naar den mond van het graf [of de hel] toe.

Isaiah 38:13

28) mij voor

Te weten in mijne gedachten; dat is, ik dacht. Anders: ik rekende tot den morgen, dat Hij als een leeuw al mijne beenderen zou breken. Of aldus: ik stelde mij hem tot den morgen toe, als een leeuw, dat Hij alzo al mijne beenderen zou breken, enz.

29) tot den morgenstond

Te weten mag ik leven, of mocht ik toch tot morgen leven. Het volgende nemen anderen aldus: [doch] Hij brak gelijk een leeuw al mijn beenderen.

30) Hij al mijn

Te weten God, of zij; te weten de ziekte, of de ellende; zie Job 10:16.

Job 10.16

31) beenderen

Zie Job 7:15.

Job 7.15

32) van den dag

Dat is, nog heden, eer de nacht komt.

33) mij ten einde

Dat is, mijn leven, mijne jaren.

Lamentations 1:13

77) Van de hoogte

Dat is, van den hemel.

78) Hij

Te weten de Heere.

79) een vuur

Dat is, grote pijnen en smarten, die de mensen als een vuur verteren.

80) in mijn beenderen gezonden,

Dat is, in de sterkste delen van mijn lichaam, gelijk Ps. 6:3. Zie de aantekening Job 7:15.

Ps 6.2 Job 7.15

81) waarover

Dat is, welke de Heere, niet enige menselijke kracht, bestiert en zulke kracht geeft, dat het mij verteert.

82) Hij heeft voor mijn voeten een net uitgebreid,

Dat is, Hij heeft mij zo vast in zijne strikken, dat ik er niet uit geraken kan.

83) Hij heeft mij achterwaarts doen keren,

Dat is, toen ik hem meende te ontvluchten, heeft Hij mij in zijn net gevangen en doen terugkeren.

84) gemaakt den gansen dag.

Hebreeuws, gegeven; dat is, Hij heeft mij alle middelen van verlossing benomen.

Copyright information for DutKant