Psalms 63:11

22) zal hen

Hebr. zij zullen hem storten; dat is, men zal een ieder van hen storten, enz.

23) storten

Dat hun bloed, leven en levenskrachten, als water uitgestrot, wegvloeien en verdwijnen. Verg. 2 Sam. 14:14.

2Sa 14.14

24) geweld

Hebr. de handen. Zie Job 5:20.

Job 5.20

25) vossen

Die hun verworpen, dode lichamen zullen opeten. Deze dieren waren bij menigten in die landen. Zie Richt. 15:4. Verg. wijders Openb. 19:21.

Jud 15.4 Re 19.21
Copyright information for DutKant