Psalms 68:9
14) dropen Dat is, zij vloeiden gelijk tot water weg, van ontzag, angst en vrees, vermits uwe tegenwoordigheid, als Gij het volk Isral door de woestijn voerdet naar Kanan. 15) [zelfs] Als met den vinger op dezen berg wijzende. Verg. Deut. 33:2; Richt. 5:4,5; Jes. 64:1,2. De 33.2 Jud 5.4,5 Isa 64.1,2Ezekiel 36:20
38) Mijn heiligen Naam, Hebreeuws, den naam mijner heiligheid; en zo in het volgende. De reden is omdat de Isralieten zelf de oorzaak waren dat God hen uit zijn land verstoten had; hetwelk de vijanden duidden tot Gods oneer, alsof Hij niet machtig genoeg ware geweest om zijn land en volk te bewaren, of niet getrouw in zijne beloften. Daarbij kwam dit, dat zij overal, waar zij kwamen, alzo zich gedroegen, dat God van hen niet dan oneer behaalde; waardoor Hij veroorzaakt werd dit alles om zijns naams wil te redden, waarvan in het volgende. 39) Zijn land uitgegaan. Gelijk boven Ezech. 36:5. Anders: zij zijn de een voor de ander na uit hun land uitgegaan; dat is, hebben het moeten ruimen elkeen voor zich, eerst Isral, daarna Juda; het is wat vreemds met dit volk en land. Eze 36.5Hosea 9:3
7) land niet blijven; Namelijk Kanan, dat Gods land en erfenis dikwijls genoemd wordt; zie Ps. 68:10, en Jol. 1:6, en Jol. 3:2, enz. Ps 68.9 Joe 1.6 3.2 8) Egypte keren, Zie boven Hos. 8:13. Ho 8.13 9) en zij zullen Of, maar; indien men het verstaat van hulp in Egypte te zoeken tegen den Assyrir. Alsof God zeide: Zij mogen naar Egypte lopen zoveel zij willen, zij zullen evenwel naar Assyri moeten. 10) Assyrie Waarheen zij gevankelijk zullen worden weggevoerd. 11) onreine eten. Dat God in zijne wet verboden had te eten, en waarvan zij etende, naar de wet der ceremonin onrein werden. Vergelijk Ezech. 4:12,13; Dan. 1:8, en hier Hos. 9:4. Eze 4.12,13 Da 1.8 Ho 9.4
Copyright information for
DutKant