Psalms 69:5

7) zonder

Hebr. tevergeefs, omniet.

8) vernielen,

Hebr. die mij vernielen; dat is, zoeken te vernielen, uit te roeien, neder te smijten, die daarmede steeds bezig zijn, het schort aan hen niet, wil hij zeggen. Verg. Ps. 56:2.

Ps 56.1

9) valse

Hebr. [om] leugen, valsheid.

10) wat ik

David wil zeggen dat hij, onschuldig zijnde, nochtans als een schuldige of misdadiger wordt behandeld. Dit moet ook op Christus geduid worden, die niet zijn eigen, maar onze zonden heeft gedragen; Jes. 53:4,5,6,7,8; 1 Petr. 2:24, en 1 Petr. 3:18. Sommigen duiden het op den Heere Christus in dezen in, dat Hij het onrecht heeft moeten lijden, omdat Hij gezegd had dat Hij Gods Zoon was, daar Hij in der waarheid Gods eigen en eeuwige Zoon was, eenswezens met den Vader en geen geroofde godheid hebbende; zie Joh. 19:7, en Filipp. 2:6.

Isa 53.4,5,6,7,8 1Pe 2.24 3.18 Joh 19.7 Php 2.6
Copyright information for DutKant