Psalms 73:10

19) zijn volk

Te weten, Gods, van welken in het eerste vers van dezen psalm en in het naastvolgende gesproken wordt. De zin is dat de vromen, overdenkende hun groot kruis en daarentegen der goddelozen voorspoed, met deze gedachten bestreden worden. Of ook God op de menselijke zaken acht zou nemen.

20) [bekers]

Of, bekkens; dat is, lijden wordt hun in een volle en overvloeiende maat toegedeeld, alsof men water in een bekken of beker voor iemand uit iets, dat vol vochtigheid is, uitwrong of uitdrukte. Zie 2 Sam. 22:17; Ps. 11:6. Of, men kan door de wateren hier verstaan tranen; uit vergelijking van Ps. 42:4, en Ps. 80:6; alsof de profeet zeide: een beker vol tranen.

2Sa 22.17 Ps 11.6 42.3 80.5

Jeremiah 25:17-18

27) woestheid,

Gelijk boven Jer. 25:9,11.

Jer 25.9,11

28) gelijk het is te dezen dage;

Vergelijk Deut. 4:20,38, en Deut. 8:18; 1 Kon. 8:24. Hieruit wordt door sommigen afgenomen dat Jeremia dit beschreven heeft ten tijde van de vervulling dezer profetie. Anders, als [of het ware] te dezen dage; dat is, het zal zo zekerlijk geschieden, alsof men het nu voor ogen zag. De aandachtige lezer kan ook vergelijken 2 Kron. 29:8.

De 4.20,38 8.18 1Ki 8.24 2Ch 29.8

1 Peter 4:17

42) het oordeel beginne

Dat is, de kastijdingen. Want gelijk de verdrukkingen zijn beproevingen der gelovigen, zo zijn ook die hun kastijdingen, ten aanzien van Gods hand, die deze roeden gebruikt tot hun best. Zie Hebr. 12:6, enz.

Heb 12.6

43) van het huis Gods;

Dat is, van de huisgenoten Gods of van Zijne gemeente; Hebr. 3:1, enz.

Heb 3.1

44) welk zal het einde

Dat is, hoe vreeslijk zal, enz.

Copyright information for DutKant