Psalms 77:20

32) weg was

Toen Gij gingt om uw volk te voeren door de Rode zee en de vijanden daarin te storten; zie Exod. 14:19,20,22; Neh. 9:11. Verg. Neh. 1:3.

Ex 14.19,20,22 Ne 9.11 1.3

33) voetstappen

Dat is, daar was geen teken van zulk een doortocht, want de wateren keerden weder en waren als tevoren; Exod. 14:26,28.

Ex 14.26,28

Psalms 78:70-72

88) zogende

Anders, dragende.

89) weiden

Zie 2 Sam. 5:2.

2Sa 5.2
90) zeer

Hebr. met verstanden zijner palmen; dat is, Hij heeft het rijk geregeerd met grote wijsheid en voorzichtigheid.

2 Peter 1:19

65) het profetische woord,

Namelijk dat in de schriften der profeten staat beschreven, hetwelk van de kracht en de komst van Christus overvloedig getuigt. Zie Luk. 1:70; Joh. 5:39; Hand. 10:43; Rom. 1:2; 1 Petr. 1:10.

Lu 1.70 Joh 5.39 Ac 10.43 Ro 1.2 1Pe 1.10

66) dat zeer vast is,

Grieks dat vaster is; hetwelk verstaan kan worden zo het luidt: in vergelijking van deze getuigenis van Petrus, ten aanzien van de Joden; gelijk Hand. 17:11, of naar een Hebreeuwse wijze van spreken, allervast, of zeer vast; namelijk om daarop, als op een zeer vasten grond, ons geloof te bouwen, Ef. 2:20, welke verklaring de eenvoudigste is.

Ac 17.11 Eph 2.20

67) daarop acht hebt,

Of u daaraan houdt.

68) een licht, schijnende

Of een lantaarn, kaars, gelijk de Schrift ook elders zo wordt genoemd, Spreuk. 6:23; Ps. 19:9, en Ps. 119:105, omdat het het middel is, waardoor wij verlicht worden met de kennis der zaligheid.

Pr 6.23 Ps 19.8 119.105

69) in een duistere plaats,

Dat is, in de harten der mensen, die van nature verduisterd, ja de duisternis zelf zijn, in zaken die de zaligheid aangaan, Joh. 1:5; 1 Cor. 2:14; Ef. 4:17,18, waarvan de overblijfselen in de wedergeborenen nog zijn, zolang zij hier op aarde nog leven; 1 Cor. 13:9, enz.

Joh 1.5 1Co 2.14 Eph 4.17,18 1Co 13.9

70) de dag aanlichte,

Grieks de dag doorschijne; dat is doorbreke; door welken dag verstaan wordt de tijd der volmaakte kennis in het toekomende leven.

71) morgenster

Dat is, Christus, die in ons zal opgaan in Zijn volmaaktheid in het toekomende leven, gelijk God het licht, en het Lam de kaars en morgenster van het hemelse Jeruzalem wordt genoemd, ten opzichte van de volle kennis, die wij dan door Hem zullen ontvangen; Openb. 21:23, en Openb. 22:5,16.

Re 21.23 22.5,16

72) opga in uw harten.

Dat is, dat gij daardoor volkomen moogt verlicht worden.

2 Peter 3:2

5) te voren gesproken zijn,

Namelijk van den Messias Šn den staat van Zijn rijk in het Nieuwe Testament.

6) gebod, die des

Dat is, aan onze leer, die wij u geleerd hebben, niet naar ons eigen goeddunken of gezag, maar als apostelen van onzen Heere Christus. Zie 2 Petr. 1:21. Beide deze worden zeer geschikt bijeengesteld, als zijnde tezamen de grond der christelijke leer. Zie dergelijke Ef. 2:20.

2Pe 1.21 Eph 2.20
Copyright information for DutKant