Psalms 82:1

1) psalm

Zie de aantekening bij Ps. 48:1, en Ps. 50:1.

Ps 48.1 50.1

2) staat

Dat is, Hij is tegenwoordig, te weten, als souverein, of opperste rechter.

3) in de

Dat is, in zijne vergadering, in de vergadering, die samenkomt om van zijnentwege en uit zijn bevel recht te doen. Zie Deut. 1:17; 2 Kron. 19:6; Rom. 13:1.

De 1.17 2Ch 19.6 Ro 13.1

4) Hij

Alzo, namelijk, dat Hij hunne oordelen door zijne voorzienigheid en wijsheid alzo bestuurt en regeert, dat zij tot zijne eer strekken moeten. Of [Hij oordeelt]; dat is, Hij let er wel op welke vonnissen de rechters uitspreken belonende de rechters, die goed recht spreken, en straffende degenen, die hunne onderzaten onrechtvaardig verdrukken.

5) in het

Dat is, in het midden der koningen en der vorsten, ja van alle overheden, als zijnde altemaal zijne stadhouders. Zie Exod. 21:6, en Exod. 22:8,9,28; Joh. 10:34.

Ex 21.6 22.8,9,28 Joh 10.34

Psalms 82:6

14) Ik heb wel

Alsof Hij zeide: Ik heb ulieden wel die eer gedaan dat Ik u goden genoemd heb, als die Ik gesteld heb om in mijnen naam het gericht te houden; maar, enz. Zie Exod. 22:6, en Exod. 22:9,28; Joh. 10:34, en boven Ps. 82:1.

Ex 22.6,9,28 Joh 10.34 Ps 82.1

Psalms 119:46

51) voor koningen

Dat is, in de tegenwoordigheid van koningen.

Psalms 138:4

9) wanneer zij gehoord

Dit is als een profetie van de bekering aller volken tot Christus, door de predikatie van het heilige Evangelie, als de Messias zou verschenen zijn. Zie Ps. 102:16,23, en de aantekening aldaar. Maar indien men deze woorden verstaan van de belofte, die God David gedaan heeft aangaande het koninkrijk, zo versta door de koningen Hiram, den koning van Tirus; 2 Sam. 5:11, en Thoi, den koning van Hamath; 2 Sam. 8:10, en de andere naburige koningen.

Ps 102.15,22 2Sa 5.11 8.10

1 Corinthians 11:10

25) ene macht op het

Dat is, een deksel, tot een teken dat zij staat onder de macht en het gebied van den man. Zie Gen. 24:65; een wijze van spreken, waardoor het teken toegeschreven wordt de naam van de betekende zaak, hetwelk in de sacramenten ook zeer gebruikelijk is.

Ge 24.65

26) om der engelen wil.

Dit verstaan sommigen van de leraars der gemeente, die in de Schrift ook engelen, dat is, boden of gezanten Gods genaamd worden, Mal. 2:7; Openb. 1:20. Doch kan bekwamelijker verstaan worden van de dienstbare geesten, die vanwege hun ambt eigenlijk engelen doorgaans genaamd worden. Want dewijl dezelve in de vergaderingen der gelovigen tegenwoordig zijn, Ps. 34:8, en Matth. 18:10, en door onordelijkheid of ongeschiktheid, die daar zou mogen gepleegd worden, bedroefd worden, zo vermaant de apostel de vrouwen, dat zij deze heilige geesten ook behoren te ontzien, om hen hierin niet te bedroeven.

Mal 2.7 Re 1.20 Ps 34.7 Mt 18.10
Copyright information for DutKant