Psalms 83:3-4

3) vijanden

De zin is: Onze vijanden, die ook uwe vijanden zijn, dewijl wij uw volk zijn. Wie deze vijanden geweest zijn, zie Ps. 83:7,8,9.

Ps 83.6,7,8

4) maken

Te weten, tegen ons, gelijk Ps. 83:4.

Ps 83.3

5) steken het

Te weten, stout en vermetel, als triomferende over U en over uw volk. Richt. 8:28 wordt deze manier van spreken ook gebruikt.

Jud 8.28
6) tegen uw volk,

Te weten, jegens ons, die uw volk zijn.

7) tegen uwe verborgenen.

Dat is, tegen hen, die hunne toevlucht tot U nemen, om zichzelf en de hunne te bergen onder uwe bewaring en bescherming. Of, die Gij als een waardig kleinood houdt en in uw trouwe bewaring neemt en wier leven met Christus in God verborgen is; Col. 3:3.

Col 3.3

Isaiah 10:7

23) zo niet meent,

Hebreeuws, zich zo niet inbeeldt; te weten, dat Ik hem zend om een huichelachtig volk te straffen; hij heeft veeleer een ander oogmerk in dezen krijg, dien hij den Joden aandoet, dan Ik heb; maar Ik zal het alles regeren naar mijn heiligen wil en heimelijken raad.

24) maar hij zal

Hebreeuws, maar verdelgen is in zijn hart.

Isaiah 47:6

20) Ik ontheiligde

Ik liet ze verstoren en verwoesten, dezelve niet anders achtende dan een onheilige, ontreinigde of ontwijde zaak, deszelve aan de onheilige nati‰n overgevende.

21) Mijn erve,

Dat is, mijn volk Isra‰l.

22) over den oude

De oude personen plachten wel somtijds van hunne vijanden zelfs verschoond te worden; maar deze barmhartigheid is bij de Babyloni‰rs niet te vinden geweest.

23) maaktet gij

Dat is, gij hebt hen zeer bezwaard en benauwd en wredelijk behandeld.

Jeremiah 30:11

16) met u,

Zie Gen. 21:22.

Ge 21.22

17) voleinding maken;

Zie boven Jer. 4:27.

Jer 4.27

18) mate,

Zie boven Jer. 10:24.

Jer 10.24

19) u niet gans onschuldig houden.

Hebreeuws, onschuldig houdende zal Ik u niet onschuldig houden; dat is hier, niet ten enenmale of geheellijk ongestraft laten, gelijk onder Jer. 46:28. Vergelijk boven Jer. 25:29.

Jer 46.28 25.29

Ezekiel 25:3

3) Heah!

Dat is, uwen lust daarin geschept en daarover gejuicht hebt. Zie Job 39:28; Ps. 35:21, met de aantekening; alzo onder Ezech. 26:2.

Job 39.25 Ps 35.21 Eze 26.2

4) ontheiligd werd,

Gelijk boven Ezech. 24:21.

Eze 24.21

Ezekiel 25:6

11) geklapt,

Van grote vreugde en vermaak over de ellenden der Joden, alsof zij zeiden: Heah, zo zo, dat is toch te goed, dat gaat wel; vergelijk Ezech. 25:3, en boven Ezech. 6:11.

Eze 25.3 6.11

12) van harte verblijd zijt geweest

Of, met lust. Zie Ps. 27:12. Alzo Ezech. 25:15. Of aldus: En verblijd zijt geweest in al uw gretige plundering. Hebreeuws, in, of met de ziel. Vergelijk onder Ezech. 36:5.

Ps 27.12 Eze 25.15 36.5

13) plundering,

Of, spijt; idem, versmading; gelijk boven Ezech. 16:57, en onder Ezech. 25:15.

Eze 16.57 25.15
Copyright information for DutKant