Psalms 89:10

21) de opgeblazenheid

Of, hovaardigheid; dat is, over de opzwelling der zee; wanneer zij hare baren als uit hovaardigheid verheft; hetwelk alzo verklaard wordt met de naastvolgende woorden. Zie Job 26:12, en Job 38:11.

Job 26.12 38.11

22) zo stilt

Of, zo bedwingt Gij ze.

Psalms 104:7

12) Van uw schelden

Het schijnt dat hier door het schelden Gods moeten verstaan worden de sterken winden en stormen. Zie Ps. 18:16. Anders: van uw schelden; dat is, van uw enrstig bevel. Zie Job 26:12.

Ps 18.15 Job 26.12

13) voor de stem

Dat is, van uw grote en krachtige stem, die als een donder is.

Psalms 107:29

41) Hij doet den

Hebr. Hij stelt den strom in stilte; dat is, Hij verandert den storm in kalmte. Zie Job 26:12.

Job 26.12

42) hunne golven

Hebr. hunlieder golven; te weten, de golven, die zij zozeer vreesden als die hen den dood dreigden. Zie Jona 1:15; Matth. 8:26; Mark. 4:37.

Jon 1.15 Mt 8.26 Mr 4.37

43) stilzwijgen.

Alzo ook Ps. 107:30.

Ps 107.30

Isaiah 51:9

37) Ontwaak, ontwaak,

Of, waak op, waak op. Dit spreekt het volk Gods, God biddende dat Hij zijne macht wil bewijzen en hen verlossen, gelijk Hij hunne vaderen eertijds uit Egypte verlost heeft.

38) Gij het niet,

Gij sterke arm van God.

39) Rahab

Dat is, Egypte; en versta hier Farao met zijn ganse leger; zie Ps. 78:4, en Ps. 89:11.

Ps 78.4 89.10

40) uitgehouwen hebt,

Gelijk men een steen uit een steenrots houwt; dat is hier te zeggen: Uit het getal der levenden met geweld heeft uitgerukt.

41) den zeedraak

Of, walvis; dat is, den koning Farao. Zie Ps. 74:13,14; Jes. 27:1; Ezech. 29:3.

Ps 74.13,14 Isa 27.1 Eze 29.3

42) verwond hebt?

Of, smart aangedaan hebt; te weten als Gij hem in de Rode zee geworpen en verdronken hebt; Exod. 14:27.

Ex 14.27
Copyright information for DutKant