Psalms 89:40-41

69) verbond

Te weten, het verbond, hetwelk Gij met uwen knecht, den koning, gemaakt hebt.

70) Gij hebt

Dat is, Gij hebt zijn kroon op de aarde nedergeworpen en vertreden als een ongeacht ding. Hij spreekt ven de kroon van het koninkrijk Juda, welke David eertijds gehad en gedragen heeft. Zie de aantekening bij Exod. 29:6.

Ex 29.6
71) zijne muren

Te weten, des konings; versta de muren van de stad Jeruzalem. Zie 2 Kon. 25:10,13; Ps. 80:13.

2Ki 25.10,13 Ps 80.12

72) nedergeworpen.

Of, vermorzeld. Hebr. tot vermorzeling gesteld.

Isaiah 5:5

17) wat Ik

Dat is, hoe Ik de ondankbaarheid van mijn volk straffen zal.

18) Ik zal zijn

Dat is, Ik zal dit volk voortaan niet beschermen tegen zijne vijanden, maar Ik zal het laten verderven en te schande komen.

19) tuin wegnemen,

Of, haag, of heg.

20) opdat hij zij

Of, opdat hij vertreden worde.

Copyright information for DutKant