‏ Psalms 9:7-8

10) zijn de

Gelijk gij hadt voorgenomen en u ingebeeld te zullen doen. Spottenderwijze gesproken tegen der vijanden trots roemen. Anders, des vijands verwoestingen zijn voleind enz.

11) Hunlieder

Ja het is integendeel [wil hij zeggen] geheel anders uitgevallen, te weten alzo dat de gedachtinis der vijanden, die omgekomen zijn, ten enenmale is vergaan. Anders, is hunne [te weten, onzer steden] gedachtenis met hen vergaan?

12) zitten;

Als Rechter, gelijk het volgende verklaart.

‏ Psalms 29:10

19) heeft

Of, zit in den watervloed; dat is ten tijde des watervloeds.

20) watervloed;

Dit verstaan velen van den zondvloed, waarvan het Hebr. woord in de Heilige Schrift alleenlijk gebruikt wordt, waarover de Heere als president, regent en rechter gezeten heeft; doch men kan het voorts uitstrekken tot alle watervloeden, die God alle tezamen regeert en bestuurt.

21) vrede.

Dat is, met allerlei welvaart, bijzonderlijk in Christus, die onze vrede is. Zie Richt. 6:24.

Jud 6.24

‏ Psalms 55:19

34) ziel in

Dat is, hij heeft mijn leven uit gevaar gered en mij in vrede gesteld. Dit kan zien op voorgaande verlossingen, of een gelovige en profetische verklaring zijn van de zekerheid ener goede uitkomst, dergelijke vele in dit boek gevonden worden.

35) tegen mij;

Dat is, die zij mij aandeden, of aandoen wilden.

36) met menigten

Hebr. in, of met, onder, vele [of, grote machtige] zijn zij geweest tegen, of met mij, want het Hebr. woord kan geduid worden op vrienden of vijanden, en beide heeft een goeden zin. Gelijk Davids vijanden vele waren, alzo had hij daarentegen de heirscharen der heilige engelen met zich. Verg. Ps. 34:8, en Ps. 57:4; 2 Kon. 6:16, doch in het volgende sprekkt David van zijne vijanden.

Ps 34.7 57.3 2Ki 6.16
Copyright information for DutKant