Psalms 90:8

14) heimelijk

Die voor de ogen der mensen verborgen zijn, en die wij dikwijls zelf niet weten of achten. Zie Ps. 19:13, en Job 20:11.

Ps 19.12 Job 20.11

15) in het

Te weten, hebt Gij hen gesteld, dat zij klaarlijk voor uw aangezicht blijken. Zie Ps. 51:11; 1 Cor. 4:5, en Hebr. 4:13.

Ps 51.9 1Co 4.5 Heb 4.13

Psalms 109:14-15

25) ongerechtigheid

Dat is, de Heere straffe hem niet alleen vanwege zijn eigen, maar ook vanwege de zonden zijner voorvaders. De psalmist ziet hier op de bedreiging van het tweede gebod; Exod. 20:5.

Ex 20.5

26) de zonde

Dat is, God straffe hem ook om zijner moeders zonde, gelijk de aantekening bij Ps. 109:14.

Ps 109.14
27) gedurig voor

Te weten, die ongerechtigheid en zonde, waarvan Ps. 109:14 gesproken is.

Ps 109.14

28) Hij roeie

Het tegendeel wordt den godzalige beloofd; Ps. 41:3, en Ps. 112:6.

Ps 41.2 112.6

29) hun gedachtenis

Te weten, zijns vaders en zijner moeder.

Jeremiah 16:17

22) ogen zijn op al hun wegen;

Dat is, Ik let op al hun voornemen en doen, menselijk van God gesproken. Hoe zulke manier van spreken ook ten goede gebruikt wordt, zie 1 Kon. 8:29.

1Ki 8.29
Copyright information for DutKant