Revelation of John 1:11

31) Ik ban

Zie hiervan de aantekeningen tevoren op Openb. 1:8.

Re 1.8

32) een boek,

Of boeksken.

33) Efeze,

Dit was de hoofdstad van Klein-Azi‰, gelegen tegen de Jonische zee, waar Paulus langen tijd heeft gepredikt, Hand. 19:1, enz. en aan welke gemeente hij dien vermaarden zendbrief tot de Efezeren heeft geschreven; gelijk ook de zes andere steden in hetzelfde Azi‰ waren gelegen. Van Smyrna en Pergamus is in de Schrift niets meer te lezen, gelijk ook niet van Sardis en Filadelfia; maar van Thyatire wordt ook gewag gemaakt Hand. 16:14, in de bekering van Lydia de purperverkoopster en van Laodicea in den zendbrief aan de Colossensen, Col. 4:15,16. Doch Plinius getuigt dat sommige van die steden enigen tijd daarna door aardbeving zijn vergaan.

Ac 19.1 16.14 Col 4.15,16

Revelation of John 2:1

1) den engel

Dat is, opziener, of herder der gemeente; gelijk Openb. 1:20 is verklaard; en hier wordt het in het enkelvoud gesteld, •f om het gehele gezelschap der opzieners daardoor te verstaan, gelijk Mal. 2:7, onder den naam van engel onder ‚‚n het gehele college der priesters wordt verstaan; •f omdat een onder hen in orde den voorrang had, door wien het den ander werd aangediend, gelijk blijkt uit Hand. 20:17,28, dat er meer ouderlingen of opzieners in deze gemeente van Efeze waren, aan wie gezamenlijk Paulus in zijn laatste afscheid gebiedt, dat zij zouden acht nemen op zichzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest hen tot Episcopus, dat is Opzieners gesteld had, om de gemeente te hoeden. Zo is het dan ongegrond, dat door enigen hieruit enige bisschoppelijke macht van ‚‚n boven de anderen besloten wordt. Want ook zelfs hetgeen aan den engel der gemeente hier wordt geschreven, wordt tot waarschuwing der gehele gemeente geschreven, gelijk blijkt uit Openb. 2:7, en Openb. 1:11.

Re 1.20 Mal 2.7 Ac 20.17,28 Re 2.7 1.11

2) Efeze

Van de ligging dezer stad, zie hiervoor Openb. 1:11.

Re 1.11

3) Hij die

Namelijk Christus, wien deze eigenschappen toegeschreven zijn, Openb. 1:13,16, waar deze ook zijn verklaard.

Re 1.13,16

4) wandelt;

Namelijk om die te verzorgen van hun geestelijk licht en versiering [gelijk de priesters in den tempel het uiterlijk gewoon waren te doen], en om acht te nemen op hun goede orde en regering. Niet dat Hij niet met Zijn lichaam alomtegenwoordig is, maar omdat Hij Zijn gemeenten door Zijnen Geest en Woord altijd nabij is, verlicht en regeert, gelijk Hij Matth. 18:20, en Matth. 28:20, belooft. Zie dergelijke Lev. 26:12.

Mt 18.20 28.20 Le 26.12
Copyright information for DutKant