Revelation of John 1:15-16

43) zeven

Deze sterren worden hierna, Openb. 1:20, verklaard te zijn de engelen of opzieners der gemeente, die bij sterren worden vergeleken, omdat zij de gemeente met hun leer en leven moeten voorlichten, gelijk de sterren de reizende lieden te land en te water doen.

Re 1.20

44) in zijn

Deze sterren worden gezegd te zijn in de rechterhand van Christus, omdat Hij die zendt, regeert en beschermt, en door hen krachtig is in de harten der mensen, en nochtans ook machtig om hen te straffen, zo zij hun beroep niet behoorlijk waarnemen; gelijk af te nemen is uit Openb. 2:1,5.

Re 2.1,5

45) tweesnijdend

Namelijk van Zijn woord, zo door Zijn beloften, tot troost der gehoorzamen, als door Zijn dreigementen tot straf der ongehoorzamen, gelijk verklaard wordt Openb. 2:16, en Openb. 19:15. Zo wordt ook Gods Woord genoemd Ef. 6:17; Hebr. 4:12.

Re 2.16 19.15 Eph 6.17 Heb 4.12

46) gelijk de

Hierdoor wordt de heerlijkheid van Christus aangeduid, gelijk ook de gelovigen hiernamaals in het eeuwige leven, Matth. 13:43; die nochtans geen heerlijkheid hebben dan van Christus en door Christus.

Mt 13.43

Revelation of John 4:3

9) in het aanzien den steen Jaspis en Sardius gelijk;

Door deze drie kostelijke stenen, waarvan de eerste van verscheidene kleuren is, de tweede van blinkende lijfverf, en de derde van levendig groen, wordt hier geschikt afgebeeld de velerlei heerlijkheid, en nochtans onveranderlijkheid van Gods wezen, dat alles ook met Zijn heerlijkheid bestraalt, en door Zijn sterkte ondersteunt. Doch hier moet opgemerkt worden, dat hier geen gelijkenis of gestalte van Gods aangezicht wordt aangetekend, opdat de mensen hieruit geen oorzaak zouden nemen om Hem af te beelden; gelijk Mozes van de verschijning van God op den berg Horeb in het vuur betuigt, Deut. 4:15; waarom ook in de verschijning, Jes. 6, Ezech. 1, en Ezech. 10, en Dan. 7, geen bijzondere gestaltenis des aanschijns wordt uitgedrukt; en hebben ook de Israelieten in het Oude Testament, onder den dekmantel van zulke verschijningen aan de profeten gedaan, nimmer God door enig beeld durven afbeelden, gelijk de apostelen en de eerste Evangelische Kerk ook zulks nimmer heeft bestaan, daar het strijdt tegen de uitgedrukte bevelen van God; Deut. 4:15,23; Jes. 40:18; Hand. 17:29; Rom. 1:23.

De 4.15,15,23 Isa 40.18 Ac 17.29 Ro 1.23

10) een regenboog was rondom den troon,

Hierdoor wordt geschikt afgebeeld het verbond der genade Gods over Zijn gemeente, dat namelijk, welke stormen en watervloeden van vervolging of andere zwarigheden hier in deze onstuimige wereld hun overkomen, Hij hen nochtans niet zal laten vergaan, gelijk van de wateren van den zondvloed gesproken wordt; Gen. 9:12, enz.

Ge 9.12
Copyright information for DutKant