Revelation of John 11:3

9) Mijn twee getuigen

Enigen menen dat door deze twee getuigen Henoch en Elias zouden worden verstaan, die den tijd van twee en veertig maanden, of van twaalf honderd zestig dagen, dat is omtrent drie jaren en een half, voor het einde van de wereld, tegen den antichrist zouden profeteren, en daarna door hem gedood worden, en wie naar de letter alles zou overkomen, wat hier in den tekst verhaald wordt. En dit gevoelen wordt door enigen heden gedreven, om den antichrist en zijn rijk, hetwelk nu langen tijd in de wereld bekend is, te verduisteren. Doch behalve dat het ongerijmd is, dat de Heilige Geest in deze openbaring de dingen, die voorts moeten geschieden, zo vele eeuwen zou voorbijgaan, in welke de Kerk van Christus zo vele veranderingen heeft ondergaan, en terstond komen tot de vier laatste jaren der wereld; zo is het ook niet mogelijk, dat het rijk van den antichrist binnen drie jaren en een half zou opgericht worden, en alles door de gehele wereld teweegbrengen, wat in Gods Woord van hem en zijn rijk is voorzegd. Het strijdt ook met Gods Woord, dat de heiligen uit den hemel met hun hemelse lichamen zouden dalen, om hier gedood te worden, of dat zij op deze wereld weder zouden komen prediken, gelijk Abraham getuigt, Luk. 16:29, of ook dat zij in drie jaren en een half onder alle volken zouden profeteren, of dat hunne lichamen binnen drie eigenlijk genoemde dagen en een half door de volken, geslachten en talen, zo zouden gezien worden, en dat die op aarde wonen zich daarover zouden verblijden, en elkander geschenken zenden, gelijk hier Openb. 11:3 in den tekst staat. Daarom moet beide, de zaak zelf en de tijd hier noodzakelijk profetischerwijze en figuurlijk verstaan worden, namelijk van de dagen die gehele jaren betekenen, gelijk Ezech. 4:5, en Dan. 9:24; welke jaren door enigen worden begonnen van het jaar 606 toen de bisschop van Rome allereerst den titel van bisschop der gehele christelijke Kerk [die Christus aleen toekomt] heeft aangenomen, en de afgoderij onder de christenen meest is begonnen door te breken. Hoewel anderen deze jaren wat vroeger beginnen, namelijk van de verwoesting van het Oude Rome, en van zijn overheersing door de Gothen, omtrent het jaar 412. Doch dit in zijn geheel gelaten zijnde, gelijk Openb. 11:2 gezegd is, zo wordt het opwekken van deze twee getuigen geschikt verstaan van enige voortreffelijke leraars, die God binnen dien tijd van het rijk van den antichrist, hier en daar op verschillende tijden in Zijn gemeente heeft verwekt, om deze heerschappij en afgoderij te ontdekken en wederstaan; die daarom als met zakken bekleed gezegd worden, omdat zij in slechte klederen en met een treurig gelaat zich tegen de pracht en hoogmoed van het antichristendom hebben gesteld. En daarom ook twee genoemd worden, omdat er wel weinigen zouden zijn, maar evenwel genoeg om de waarheid den mensen te betuigen, daar alle waarheid bestaat in twee of drie getuigen, Deut. 19:15; en omdat God gewoonlijk twee zodanige voortreffelijke getuigen tot wederoprichting der vervallen leer pleegt te gebruiken gelijk hier in de volgende woorden eerst wordt gezien op Jozua en Zerubbabel, die den godsdienst na de gevangenschap van Babel hebben opgericht in Openb. 11:4, en op Mozes en A„ron, die zulks gedaan hebben in de woestijn; en op Elia en Elisa, die zulks gedaan hebben onder Achab en ander dienaars van Ba„l, waarop hier wordt gezien in Openb. 11:5,6, die ook daarom twee kunnen genoemd worden, omdat zij de leer van het Oude en het Nieuwe Testament alleen tot wederlegging van het antichristendom, als getuigen dezer waarheid, hebben voortgebracht, en anderen daardoor krachtig overwonnen. Zodanigen zijn geweest Waldus en Petrus Bruys in Frankrijk, Wiclef en Pournes in Engeland, Johannes Hus en Hieronymus van Praag in Bohemen en Duitsland, die ook daarover op het Concilie van Constanz, gedood en met blijdschap door al dien hoop, uit verscheidene volken en tongen vergaderd, verbrand zijn; totdat het God daarna heeft beliefd Luther en Melanchton in Duitsland, Zwingli en Oecolampadius in Zwitserland, Farel en Calvijn in Frankrijk, met meer anderen in hun plaats te verwekken, die met meerdere kracht hun getuigenis volbracht hebben, en een groot deel van dat grote Babel hebben doen vallen, van welks gehelen val en vernietiging hier zal worden geprofeteerd.

Lu 16.29 Re 11.3 Eze 4.5 Da 9.24 Re 11.2 De 19.15 Re 11.4,5,6
Copyright information for DutKant