Revelation of John 12:12

27) die de aarde en de

Dat is, wee den aardsen en wereldsen mensen, hetzij die het vasteland, of de eilanden in de zee bewonen; gelijk hiervoor Openb. 3:10, en elders meer.

Re 3.10

28) heeft groten toorn,

Dat is, is zeer verbolgen, omdat hij tegen de kinderen Gods voor den troon van God niets vermag, gelijk Openb. 12:8 is gezegd.

Re 12.8

29) een kleinen tijd heeft.

Namelijk gelijk de tijd tussen Christus' eerste en laatste komst de laatste ure genoemd wordt, 1 Joh. 2:18; zo wordt de tijd van de overige heerschappij van den satan een kleine tijd genoemd, daar hij in de voleinding der wereld in den poel des vuurs zal geworpen worden; en hij nu dagelijks ziet uit de tekenen, die Christus en zijn apostelen voorzegd hebben, dat deze tijd meer en meer nadert. Zie hierna Openb. 20:10, en Matth. 25:41.

1Jo 2.18 Re 20.10 Mt 25.41

Revelation of John 18:20

35) Bedrijft vreugde

Dat is, gij inwoners des hemels, engelen en heilige martelaars, die om deze uitvoering van Gods oordelen, tot rechtvaardiging hunner zaak, ook gebeden hebben, Openb. 6:10; welker getal nu dagelijks wordt vervuld. Hetwelk nochtans zo niet is te verstaan, alsof de hemelse schepselen, of Gods Kerk, zich moesten verheugen over iemands ongeval, maar over de uitvoering van Gods rechtvaardigheid, en over het bewijs van de rechtvaardigheid der zaak waardoor de gelovigen hier lijden.

Re 6.10

36) gij heilige apostelen,

Hierdoor worden niet alleen verstaan de apostelen en de profeten eigenlijk zo genoemd, die als leden van ‚‚n lichaam, en een gemene zaak hebbende, zich ook hierover zouden verblijden; maar ook de dienaars en leraars der volgende tijden, die naar het voorbeeld der vorigen ook hetzelfde zou overkomen.

37) uw oordeel aan

Dat is, u aan haar gewroken.

Revelation of John 19:1

1) na dezen hoorde

Dat is, nadat het Roomse Babylon nu eindelijk, door een bijzonder oordeel Gods, was verbrand en uitgeroeid, gelijk in Openb. 18 verhaald is.

2) ener grote schare

Namelijk dergenen die met Christus in den hemel triomferen, en Zijn troon omringden, Openb. 7:9; gelijk zij tot dezen lofzang in Openb. 18:20, door den engel worden vermaand.

Re 7.9 18.20

3) Halleluja,

Dat is, loofd God; een Hebreeuwse wijze van spreken, die in vele psalmen voorkomt; welke in het Griekse en andere Kerken ook behouden is, omdat zij zeer algemeen en bekend was, gelijk ook het woord amen, hosanna, abba, enz.

4) de zaligheid,

Deze eigenschappen worden hier God niet toegewenst, daar Hij die altijd heeft bezeten; maar worden in Hem erkend en geprezen, omdat Hij die metterdaad nu voor een ieder had geopenbaard. Zie dergelijke hiervoren Openb. 5:12, en Openb. 7:12, en elders meer.

Re 5.12 7.12
Copyright information for DutKant