Revelation of John 2:9

24) armoede

Namelijk door de beroving van uwe goederen in de verdrukking.

25) rijk)

Namelijk naar den geest, of naar de geestelijke en hemelse goederen, die geen vervolgers kunnen ontnemen; Matth. 6:19.

Mt 6.19

26) de lastering

Namelijk waarmede zij Christus als een verleider, en Zijn gemeente als vijanden der wet, afvalligen van Mozes en als oproermakers lasteren; gelijk doorgaans in het Evangelie en in de Handelingen der Apostelen voorkomt, en zij onder dezen dekmantel de christenen vervolgden. Zie Hand. 13:50, en Hand. 14:2, en elders.

Ac 13.50 14.2

27) zeggen

Dat is, roemen dat zij Joden zijn en dienvolgens Gods volk en ijveraars voor de wet; Rom. 2:17, enz.

Ro 2.17

28) zijn het

Dat is, zijn geen rechte Joden, noch Abrahams kinderen, gelijk zij roemen, maar zijn kinderen des duivels, wiens werken zij navolgen; Joh. 8:39, enz.

Joh 8.39

29) een synagoge

Dat is, vergadering. Daar de Joden hun vergaderingen of gemeenten synagogen noemden, zo gebruikt daarom de Evangelist dit woord.

Copyright information for DutKant