Romans 1:2
5) Schriften) Namelijk des Ouden Testaments. Romans 1:16
32) ik schaam mij des Evangelies van Christus niet; Of, ik schroom niet; dat is, ik zoek mij niet te ontslaan, of te onttrekken van het verkondigen des Evangelies, gelijk men doet van zaken, waarover men zich schaamt. 33) een kracht Gods tot zaligheid Dat is, een krachtig middel van God daartoe verordineerd, gelijk 1 Cor. 1:18. 1Co 1.18 34) eerst den Jood, Want het Evangelie moest eerst den Joden en daarna den heidenen verkondigd worden; Hand. 13:46. Ac 13.46 Titus 1:1-3
1) een dienstknecht Zie Rom. 1:1; Filipp. 1:1; Jak. 1:1; 2 Petr. 1:1; Jud. 1:1; Openb. 1:1. Ro 1.1 Php 1.1 Jas 1.1 2Pe 1.1 Re 1.1 2) naar het geloof Dat is, predikende dezelfde leer, die de uitverkorenen Gods van alle tijden geloofd hebben. Of het Evangelie predikende, waardoor alleen de uitverkorenen Gods tot het zaligmakend geloof gebracht worden; gelijk Rom. 1:5; 2 Tim. 1:1. Ro 1.5 2Ti 1.1 3) de kennis der Zo wordt het geloof genoemd, omdat zonder kennis der waarheid ven het Evangelie geen zaligmakend geloof kan zijn. Zie Jes. 53:11; Joh. 17:3; Col. 1:9,10; 1 Tim. 2:4; Hebr. 10:26; 1 Joh. 4:16. Isa 53.11 Joh 17.3 Col 1.9,10 1Ti 2.4 Heb 10.26 1Jo 4.16 4) die naar de Dat is, die zodanig is, dat zij niet alleen geweten, maar ook door oefening van ware godzaligheid in het werk gesteld moet worden, en die de ware godzaligheid voorschrijft, eist, en daartoe de mensen verwekt en brengt. Zie 1 Tim. 6:3. 1Ti 6.3 5) In de hoop Of, tot de hoop, op de hoop; die door deze leer in de harten der gelovigen gewrocht wordt en bevestigd; Rom. 5:4,5. Ro 5.4,5 6) welke God, Namelijk waarheid. 7) voor de tijden Grieks, voor de eeuwige tijden; dat is, van het begin der wereld, eer men eeuwen begon te tellen. Zie Gen. 3:15; Rom. 16:25,26. Ge 3.15 Ro 16.25,26 8) geopenbaard heeft Namelijk klaar, zonder deksel van schaduwen en voorbeelden, en onder alle volken. Anderen voegen deze woorden bij het volgende Tit. 1:3 en zetten het over: Maar heeft geopenbaard te Zijner tijd Zijn Woord, door, enz. Tit 1.3 9) te Zijner tijd; Dat is, in de volheid des tijds, Gal. 4:4; namelijk dien God bestemd ham om Zijn Zoon in de wereld te zenden. Ga 4.4 10) Zijn woord, Namelijk des Evangelies, welks prediking mij toevertrouwd is. 11) door de prediking, Grieks, in de prediking. 12) naar het bevel Zie 1 Tim. 1;1. 13) [mijn] oprechte Zie hiervan ook 1 Tim. 1;2. 14) het gemeen geloof: Dat is, dat ons beiden en allen uit verkorenen gemeen is; waarmede hij te kennen geeft, dat hij niet zijn natuurlijke zoon is, maar geestelijke. Zie de aantekening bij 1 Tim. 1:2. Filip. 2:5. 1Ti 1.2 Php 2.5 15) Kreta gelaten, Dat is, een eiland in de Middellandse zee, nu genoemd Kandia. Zie van dit eiland Hand. 2:11, en Hand. 27:7,12. Het is een groot eiland, en had eertijds honderd steden. Ac 2.11 27.7,12 16) hetgeen [nog] Grieks, hetgeen nog gelaten is; namelijk ongedaan. 17) te recht brengen, Niet hetgeen kwalijk gedaan was te verbeteren, gelijk sommigen uitleggen, maar voorts vervullen wat tot stichting der gemeente nodig, nog overgebleven is te verzorgen. 18) ouderlingen Namelijk die in het woord arbeiden, dat is, leraars, 1 Tim. 5:17, zie Filip. 1:7 ook bisschoppen, of, opzieners genoemd worden; waaruit blijkt, dat door uoderlingen en opzieners hier enerlei bediening aangeduid wordt. Zie Hand. 20:17,28; Filipp. 1:1; 1 Tim. 5:17; 1 Petr. 5:1,2. 1Ti 5.17 Php 1.7 Ac 20.17,28 Php 1.1 1Ti 5.17 1Pe 5.1,2 19) gelijk ik u Dat is, niet op uw eigen gezag en goedvinden alleen, maar naar de orde, die ik u voorgeschreven en zelf gehouden heb. Zie van deze orde Hand. 14:23; 1 Tim. 4:14. Ac 14.23 1Ti 4.14 20) bevolen heb: Grieks, verordineerd heb.
Copyright information for
DutKant