Romans 1:5

14) genade en het apostelschap,

Dat is, de genade des apostelschaps, of de genade tot bekering, en bovendien tot het apostelschap.

15) tot gehoorzaamheid des geloofs

Dat is, om de heidenen te brengen tot gehoorzaamheid aan Christus, en tot het geloof; Hand. 26:16.

Ac 26.16

16) voor Zijnen Naam;

Dat is, opdat Christus' naam hun bekend en van hen verheerlijkt zou worden. Of, in, uit Zijnen naam; 2 Cor. 5:20.

2Co 5.20

Romans 15:16

51) een dienaar van Jezus Christus

Grieks, leitourgos. Zie van dit woord Hand. 13:2; Rom. 13:6; Hebr. 8:2.

Ac 13.2 Ro 13.6 Heb 8.2

52) onder de heidenen,

Zie Hand. 9:15, en Hand. 13:2; Rom. 11:13.

Ac 9.15 13.2 Ro 11.13

53) van God

Dat is, dat God mij toevertrouwd heeft en belast te leren met prediken en schrijven.

54) bedienende,

Of, opofferende; dat is, als een heilig werk bedienende; gelijk der priesteren werk was.

55) de offerande der heidenen

Dat is, niet die de heidenen zullen opofferen, gelijk Rom. 12:1, maar die ik uit de heidenen tot God zal bekeren, en alzo Gode zal opofferen door mijn dienst. Zie dergelijke Mal. 1:11.

Ro 12.1 Mal 1.11

56) aangenaam worde,

Zie Rom. 12:1.

Ro 12.1

57) geheiligd door den Heiligen Geest.

Zie ook aldaar.

Copyright information for DutKant