Romans 10:3

4) de rechtvaardigheid Gods

Dat is, die God in het Evangelie geopenbaard heeft, en die ons God door Christus schenkt; 2 Cor. 5:21; Filipp. 3:9.

2Co 5.21 Php 3.9

5) hun eigen gerechtigheid

Namelijk door hun eigen werken, of door de gehoorzaamheid der wet; waarin zij nochtans verre tekortkomen, gelijk bewezen is van alle mensen, Rom. 3, en van Abraham en David, Rom. 4.

6) op te richten,

Grieks, te stellen. Hier wordt de vermetelheid van het menselijk gemoed betekend, dat zijn eigen gerechtigheid voor God staande wil houden, gelijk de Farize‰n; Luk. 18:11,12.

Lu 18.11,12

7) niet onderworpen.

Dat is, willen zichzelven die niet onderwerpen; en daarom kunnen zij tot de gerechtigheid, die voor God bestaat, niet komen; gelijk Rom. 8:7.

Ro 8.7
Copyright information for DutKant