Romans 11:22

100) Zie dan

Dat is, let dan wel in deze zaak op beide deze eigenschappen Gods, die zich daarin vertonen.

101) de goedertierenheid

Of, goedaardigheid; dat is genade, barmhartigheid.

102) de strengheid van God;

Grieks, afsnijding, of afgesnedenheid, preciesheid, gelijk degenen, die straf zijn, hunne woorden kort afsnijden; dat is, strenge rechtvaardigheid.

103) over degenen,

Dat is, over de Joden, die in ongeloof zijn gevallen, en daarom van God rechtvaardig zijn verstoten, namelijk om door hun voorbeeld vermaand en gewaarschuwd te worden, u te wachten dat gij niet mede tot ongeloof vervalt, en alzo ook met hen niet rechtvaardig verstoten wordt.

104) over u,

Namelijk die uit de heidenen genadig geroepen zijt, zonder enige uwer waardigheid of verdienste; om daardoor vermaand te worden, dat gij tegen de Joden niet behoort te roemen.

105) indien gij in de goedertierenheid blijft;

Dat is, in den stand der genade en des geloofs, waarin gij door de genade en goedertierenheid Gods gesteld zijt. Zie dergelijke wijze van spreken Rom. 11:31.

Ro 11.31

106) gij

De apostel spreekt hier ook van het gehele lichaam der geroepen heidenen, gelijk Rom. 11:17.

Ro 11.17

107) afgehouwen worden.

Namelijk als onnutte takken; Joh. 15:2,6. Dat is, verstoten worden.

Joh 15.2,6

2 Corinthians 13:10

30) strengheid gebruiken

Gr. strenglijk.

31) nederwerping.

Dat is, om iemand door deze straffende hand te verbreken, of neder te slaan, of van het lichaam der gemeente te scheuren; maar om hem daardoor weder op te richten, en met Christus en Zijne gemeente weder te verzoenen en enigen. Zie 1 Cor. 5:5.

1Co 5.5
Copyright information for DutKant