Romans 11:6

26) door genade is,

Namelijk dat dezen tot de zaligheid uitverkoren en krachtiglijk geroepen zijn.

27) zo is het niet meer

Of, zo is het gewisselijk niet.

28) uit de werken;

Dat is, uit de verdiensten of waardigheid hunner werken.

29) anderszins is de genade

Namelijk zo het ware uit de werken alleen, of uit de genade en werken tezamen.

30) geen genade meer; en

Namelijk overmits genade alle schuld, verdienste of waardigheid uitsluit, en daarmede niet kan bestaan; want genade is geen genade enigszins zo zij niet is genade alleszins; Rom. 4:4.

Ro 4.4

31) geen genade meer; anderszins

Namelijk maar een verdiend loon. Dat is, zo is hunne verkiezing en roeping niet uit genade geschied.

32) geen werk meer.

Dat is, geen verdienend werk.

2 Thessalonians 1:5

7) Een

Dat is, hetwelk een bewijs is, dat Gods rechtvaardig oordeel eens over de wereld zal komen, daar de vromen hier moeten lijden, en de goddelozen de overhand hebben. Zie ook Filipp. 1:28.

Php 1.28

8) waardig

Of, waardig gemaakt; namelijk van God uit genade, gelijk 2 Thess. 1:11 wordt verklaard, en hiervoor Col. 1:12. Niet omdat de verdraagzaamheid der vervolgingen zulks in zichzelf waardig is, of verdient want dit ontkent de apostel uitdrukkelijk, Rom. 8:18; maar omdat God Zijn kinderen in Christus dit koninkrijk genadig waardig acht of maakt, als die in het lijden van Christus gelijk gemaakt worden, opdat zij ook daarna in Zijne heerlijkheid Hem gelijk mogen worden; Rom. 8:17; 2 Tim. 2:12; Openb. 3:21.

2Th 1.11 Col 1.12 Ro 8.18,17 2Ti 2.12 Re 3.21

2 Thessalonians 1:7

9) u

Namelijk is het recht bij God verkwikking te vergelden. Hetwelk niet alzo moet verstaan worden, als of zulke verdrukkingen en kastijdingen der gelovigen deze verkwikking verdienden en waardig waren voor God, gelijk de verdrukkers de rechtvaardige straf Gods verdienen en waardig zijn. Want het tegendeel betuigt ons Gods Woord doorgaans. Zie Jes. 47:6, enz. en Jes. 51:21; Dan. 9:16; Hebr. 12:6, Hebr. 12:7; 1 Petr. 4:16, 1 Petr. 4:17, enz.; maar omdat de gelovigen zulks lijden van de verdrukkers aangedaan wordt, om Christus' en der gerechtigheid wil, waarvoor hun God zulke beloningen van verkwikking belooft uit genade, Matth. 5:11, Matth. 5:12; 1 Petr. 4:14, enz. En omdat God rechtvaardig en getrouw is in het volbrengen van Zijn genadige beloften, zo wordt gezegd dat het recht of rechtvaardig is bij God, dat Hij zulks doet, gelijk het woord recht en rechtvaardig ook elders voor deze getrouwheid en waarheid Gods wordt genomen. Zie Ps. 143:1; 1 Joh. 1:9.

Isa 47.6 51.21 Da 9.16 Heb 12.6,7 1Pe 4.16,17 Mt 5.11,12 1Pe 4.14 Ps 143.1 1Jo 1.9

10) met ons

Namelijk apostelen van Jezus Christus, die zulk een belofte van Christus ook bijzonder ontvangen hebben; Matth. 19:28.

Mt 19.28

11) openbaring

Dat is, openbare toekomst; Matth. 24:30.

Mt 24.30

12) met de

Dat is, met Zijn krachtige engelen, waardoormHij Zijne oordelen krachtig zal uitvoeren; Ps. 103:20; Matth. 13:41, Matth. 13:42, en Matth. 24:31.

Ps 103.20 Mt 13.41,42 24.31

1 Timothy 4:8

17) de lichamelijke oefening

Hierdoor verstaan sommigen de oefening dergenen, die om den prijs streden met worstelen, lopen en anderszins, gelijk het Griekse woord gymnasia soms betekent, waardoor maar enige lichamelijk weldaad werd verkregen; maar daar Paulus hier handelt van zaken, die den godsdienst aangaan, zo verstaan anderen dit bekwamelijker van enige oefening des lichaams, waardoor het getemd of getuchtigd wordt, gelijk daar is vasten, waken, onthouding van enige spijzen of kleding, anderszins geoorloofd. Van deze zegt de apostel, dat zij wel enige nuttigheid kunnen hebben, maar nochtans weinig ten aanzien van de godzaligheid zelf, daar die ook kunnen misbruikt worden, en in bijgelovigheden verkeren, gelijk Paulus getuigt Col. 2:23; maar de godzaligheid is Gode altijd aangenaam en tot alles dienstig.

Col 2.23

18) hebbende de belofte

Namelijk van Christus zelf, Matth. 6:33.

Mt 6.33

Hebrews 6:10

27) onrechtvaardig,

Dat is, ontrouw, of onstandvastig in het volbrengen van zijn beloften, gelijk Gods waarheid en standvastigheid in deze ook de rechtvaardigheid Gods doorgaans genoemd wordt; zie Ps. 143:1; 1 Joh. 1:9.

Ps 143.1 1Jo 1.9

28) uw werk zou

Namelijk het ware geloof, dat hij in u reeds heeft gewrocht, Filipp. 1:29.

Php 1.29

29) vergeten,

Namelijk dat hij het, volgens zijne belofte, tot het einde toe in u niet zou volbrengen, Filipp. 1:6, en hier namaals niet genadig zou belonen.

Php 1.6

30) aan Zijn Naam bewezen hebt,

Of, in zijnen naam, dat is, niet alleen uit enige menselijke beweging tegen de armen en verdrukten, maar omdat zij om den naam Gods, en om de belijdenis van Christus leden, hetwelk een eigenschap is des waren geloofs en der ware liefde, die Christus niet onbeloond laat; zie Matth. 10:41,42, en Matth. 25:40; Mark. 9:41.

Mt 10.41,42 25.40 Mr 9.41
Copyright information for DutKant