Romans 13:4

18) Gods dienares,

Dat is, van God gesteld, om als een instrument Gods u te dienen.

19) u ten goede.

Dat is, om door dezelve alle goeds u toe te brengen en voor uw welvaren te zorgen. Zie de aantekeningen 1 Tim. 2:2.

1Ti 2.2

20) kwaad doet,

Dat is, de goede wetten der overheden overtreedt.

21) zo vrees;

Namelijk van hen daarover gestraft te zullen worden.

22) draagt het zwaard niet tevergeefs;

Dat is, heeft de macht ontvangen om de kwaaddoeners zelfs ook met den dood te straffen, Gen. 9:6; en laat niet zonder oorzaak het zwaard voor zich dragen, of draagt het aan zijne zijde, om te kennen te geven dat hij zulke macht heeft en die tegen de boosdoeners ook zal uitvoeren.

Ge 9.6

23) een wreekster

Namelijk van Gods wege, dien de wraak toekomt; Rom. 12:19.

Ro 12.19

24) tot straf dengene,

Grieks, toorn. Zie dergelijke Matth. 3:7; Luk. 21:23; Rom. 2:8.

Mt 3.7 Lu 21.23 Ro 2.8
Copyright information for DutKant