Romans 14:1-2

1) die zwak is in het geloof,

Dat is, die het stuk van de afdoening der ceremoni‰n des Ouden Testaments nog niet recht verstaat uit zwakheid; gelijk vele Joden waren toen ter tijd, die tot de Christelijke religie bekeerd waren, welke, omdat de ceremoni‰n van God zelf ingesteld waren en zij in dezelve waren opgebracht, toen nog niet wel konden geloven dat zij nagelaten mochten of behoorden te worden, en daarom zich ergerden als de gelovigen uit de heidenen die niet onderhielden. Hij spreekt dan hier niet van degenen, die uit hardnekkigheid staande hielden en leerden dat de onderhouding der ceremoni‰n ter zaligheid nog noodzakelijk was, tegen welken hij handelt in den brief aan de Galaten.

2) neemt aan,

Namelijk als een broeder, met alle vriendelijkheid, verdragende in hem zijne zwakheid. Zie Fil.:12,17.

3) tot twistige

Grieks, twistingen der samensprekingen; of twijfelingen der gedachten; namelijk dat gij hem daartoe niet brengt.

4) samensprekingen.

Of, overleggingen, disputeringen; dat is, dat gij niet te zeer en te heftig hierover met hem disuteert, twist en hem verwart, en tot meerdere twijfeling brengt; of, dat hij met u ten gevalle doe tegen zijne conscientie.

5) De een gelooft wel,

Namelijk die de Christelijke vrijheid recht verstaat.

6) alles eten mag,

Dat is, allerlei eetbare spijs, zonder onderscheid van reine of onreine, hetwelk in het Oude Testament was; Lev. 11:4; Deut. 14:7.

Le 11.4 De 14.7

7) die zwak is,

Namelijk in het geloof, Rom. 14:1.

Ro 14.1

8) eet moeskruiden.

Namelijk liever dan dat hij hier de wet niet zou houden; dat is, laat hem genoegen met een slechte spijs, die in de wet toegelaten was, en onthoudt hem van het vlees van zwijnen, hazen, konijnen en andere in de wet verboden; Lev. 11:5, enz.

Le 11.5

Romans 15:1

1) wij,

De apostel begrijpt zichzelven mede, opdat de vermaning te krachtiger zij.

2) die sterk zijn,

Namelijk in het geloof en de kennis der Christelijke leer, voornamelijk van de Christelijke vrijheid.

3) zijn schuldig

Of, zijn verplicht, gehouden; namelijk om de redenen, die Paulus hierna zal verklaren.

4) de zwakheden

Dat is de onwetendheden en dwalingen, die uit zwakheid nog bij hen zijn, voornamelijk in dit stuk der leer.

5) der onsterken

Dat is, der zwakken. Zie Rom. 14:1.

Ro 14.1

6) te dragen,

Dat is, verdragen, als een last van hen nemen, en hen helpen dragen. Zie Gal. 6:1,2.

Ga 6.1,2

7) onszelven te behagen.

Dat is, onze zinnelijkheden volgen, of ons gemak en voordeel zoeken, onszelven toegeven.

1 Corinthians 13:9

37) wij kennen

Namelijk nu in dit leven.

38) ten dele, en

Niet dat wij nu zouden weten al wat ons tot de zaligheid nodig is, Joh. 16:13; 1 Cor. 1:5; 2 Tim. 3:15, maar de apostel spreekt alzo ten aanzien en in vergelijking van de kennis, die wij van goddelijke zaken zullen hebben in het toekomende leven, bij welke deze onze kennis, die wij nu hebben, maar een klein deel is te rekenen.

Joh 16.13 1Co 1.5 2Ti 3.15

Philippians 3:15

64) volmaakt zijn,

Door dit woord verstaat de apostel niet degenen, die in de onderhouding der wet geheel volmaakt zouden zijn, want dat heeft hij tevoren van zichzelven ontkend, Filipp. 3:12,13, maar degenen, die in de hoofdstukken van den Christelijken godsdienst wel en grondig verstaan, en daarin gelijk als tot volwassen ouderdom gekomen zijn, Ef. 4:13, tegen welken gesteld worden degenen, die nog als kinderen zijn in kennis. Zie 1 Cor. 2:6, en 1 Cor. 3:1; Hebr. 5:13,14.

Php 3.12,13 Eph 4.13 1Co 2.6 3.1 Heb 5.13,14

65) dit gevoelen;

Namelijk dat van mij hier tevoren geleerd is; namelijk van de rechtvaardigmaking des mensen voor God, Filipp. 3:9, en van onze onvolmaaktheid in dit leven, Filipp. 3:12, en dergelijke.

Php 3.9,12

66) iets anderszins

Namelijk in zaken van minder gewicht.

67) dat zal u God

Namelijk doende u mettertijd in kennis toenemen en opwassen, mits dat gij u leerzaam aanstelt en de middelen daartoe naarstiglijk gebruikt. Dit zegt hij niet van heimelijke openbaringen buiten het woord Gods, maar van de gewone openbaringen of bekendmakingen, die hij doet door de predikati‰n zijns woords, vergezelschapt met de verlichting Zijns Geestes. En dit wordt gezegd voornamelijk tot troost van de zwakken, die nog niet recht konden verstaan, dat de wet der ceremoni‰n geheel was afgedaan; dat namelijk God hun mettertijd dat ook zou te verstaan geven. Zie hiervan ook Rom. 14.

Hebrews 5:14

33) der volmaakten is

Dat is, der volwassenen, gelijk 1 Cor. 2:6, en 1 Cor. 14:20; Ef. 4:13.

1Co 2.6 14.20 Eph 4.13

34) de vaste spijze,

Dat is, ook de naakte en diepste verborgenheden en leerstukken van Gods Woord; gesteld eensdeels tegen de eerste beginselen der leer, eensdeels tegen de ceremoni‰n, waartoe de Joden, als kinderen, altijd vervielen.

35) door de gewoonheid

Dat is, door bekwaamheid, die een mens verkrijgt door vele oefeningen in enige kunst, of andere zaak.

36) de zinnen geoefend hebben,

Of, geoefende zinnen hebben. Het Griekse woord betekent de werktuigen, waardoor de zinnen hunne werkingen doen en geoefend worden, als ogen, oren, tongen, enz., waardoor de inwendige instrumenten der ziel hier verstaan worden, als rede, verstand, wil, enz., welke door de kracht des Geestes verlicht en vernieuwd zijnde, ook de oefening van Gods Woord dagelijks meer en meer moeten gesterkt worden, om het kwade en het valse te kunnen verwerpen, en het goede en de waarheid te kunnen aannemen.

Copyright information for DutKant