Romans 15:1-2

1) wij,

De apostel begrijpt zichzelven mede, opdat de vermaning te krachtiger zij.

2) die sterk zijn,

Namelijk in het geloof en de kennis der Christelijke leer, voornamelijk van de Christelijke vrijheid.

3) zijn schuldig

Of, zijn verplicht, gehouden; namelijk om de redenen, die Paulus hierna zal verklaren.

4) de zwakheden

Dat is de onwetendheden en dwalingen, die uit zwakheid nog bij hen zijn, voornamelijk in dit stuk der leer.

5) der onsterken

Dat is, der zwakken. Zie Rom. 14:1.

Ro 14.1

6) te dragen,

Dat is, verdragen, als een last van hen nemen, en hen helpen dragen. Zie Gal. 6:1,2.

Ga 6.1,2

7) onszelven te behagen.

Dat is, onze zinnelijkheden volgen, of ons gemak en voordeel zoeken, onszelven toegeven.

8) een iegelijk van ons

Namelijk wie hij zij. Niemand wordt hier uitgenomen.

9) [zijn] naaste behage

Veel meer, dan zijn zwakken broeder.

10) ten goede,

Of, in het goede; dat is, in zaken die niet kwaad zijn of tot goed voordeel en zaligheid des naasten.

11) tot stichting.

Zie Rom. 14:19.

Ro 14.19

1 Corinthians 9:19

41) van alle vrij was,

Namelijk lasten en jukken, waarvan de Christelijke en apostolische vrijheid ons vrijmaakt. De apostel gaat dan voort van dit stuk, waarin hij zijne vrijheid om der stichting wil niet heeft gebruikt, tot meer andere stukken, waarin hij ook dezelve niet heeft gebruikt, om de Corinthi‰rs te meer te overtuigen, dat zij naar zijn voorbeeld desgelijks behoren te doen, en hunne vrijheid niet gebruiken tot aanstoot en verachtering van den loop des Evangelies.

42) allen dienstbaar

Dat is, ik heb mij gevoegd naar eens ieders zwakheid, of gelijk een dienstknecht zich altijd voegen moet naar de gelegenheid en genegenheid desgenen, dien hij dient. Doch dit moet altijd verstaan worden in middelmatige zaken. Alzo ook 1 Cor. 9:22.

1Co 9.22

43) winnen.

Dat is, tot het geloof in Christus brengen. Zie dergelijke wijze van spreken 1 Petr. 3:1.

1Pe 3.1

2 Timothy 2:24

84) een dienstknecht des Heeren

Dat is, die den Heere dient in het leerambt.

85) twisten, maar vriendelijk

Grieks vechten; gelijk in 2 Tim. 2:23, dat is, om ijdele dingen veel ongenoegen maken, of de waarheid met kibbelen verstaan.

2Ti 2.23

86) die de kwaden kan verdragen;

Of het kwaad, namelijk van lastering en vervolging.

Titus 3:2

5) geen vechters zijn,

Namelijk, met woorden of ook anderszins.

Copyright information for DutKant