Romans 2:4-5

7) den rijkdom Zijner

Dat is, de grootheid en menigvuldigheid. Hier wederlegt hij degenen, die meenden dat hun zaken bij God niet kwalijk stonden, omdat God goeddeed en zegende naar de wereld, gelijk Hij de Romeinen in dien tijd bijzonder deed.

8) goedertierenheid,

Dit is ene eigenschap Gods, waardoor Hij zegent en weldoet, ook zelfs degenen die kwaad zijn; Matth. 5:45.

Mt 5.45

9) verdraagzaamheid,

Namelijk waardoor Hij de zonden der mensen met oogluiking overziet voor een tijd, of zij zich nog zouden bekeren; Luk. 3:7,8.

Lu 3.7,8

10) lankmoedigheid,

Namelijk waardoor Hij de straf, die zij verdienen, uitstelt totdat de maat derzelve vervuld is; Rom. 9:22.

Ro 9.22

11) tot bekering leidt?

Dat is, tijd en redenen geeft om te bekeren.

12) hardigheid, en onbekeerlijk hart,

Dat is, verharding in uwe zonden.

13) vergadert gij uzelven toorn

Dat is, verwekt meer en meer den toorn en de straf Gods als een schat, waar men dagelijks altijd meer toedoet.

14) in den dag des toorns,

Dat is tegen den uitersten dag, wanneer God de zonden der mensen, zelfs die bedekt zijn, voor een ieder zal openbaar maken en straffen, Rom. 2:16; 2 Thess. 1:7; Openb. 20:12,13.

Ro 2.16 2Th 1.7 Re 20.12,13
Copyright information for DutKant