Romans 3:5

11) Gods gerechtigheid

Dat is, trouw en waarheid, gelijk voren.

12) bevestigt,

Of, recommandeert; dat is, prijselijk en blijkelijk maakt; Rom. 5:8.

Ro 5.8

13) toorn

Dat is, straf, eigenlijk genoemd over sommigen, of ook vaderlijke kastijdingen over de zijnen; Ps. 6:2.

Ps 6.1

14) naar den mens).

Dat is, naar menselijke bedenking, of oordeel, hetwelk menen zou dat God niet behoorde te straffen hetgeen Zijne eer vordert.

2 Corinthians 11:16-17

30) dat ik onwijs ben;

Namelijk zo ik mijzelven ga vergelijken met deze lieden, dewijl zij met hun roemen mij daartoe dwingen.

31) doch zo niet,

Dat is, zo gij oordeelt dat ik hierin niet wijs doe, hoort mij tenminste in mijne onwijsheid, gelijk gij anderen hoort; een wijze van spreken bij toelating genomen.

32) niet naar den Heere,

Dat is, niet gelijk den Heere waardig is, of zijnen dienaren, namelijk zo gij de uitwendige woorden alleen aanziet, en niet op het doel of einde let, waarom ik zulks doe, hetwelk is om mijn apostelschap onder u tegen deze roemers te verdedigen, dat ik van des Heeren wege ook gehouden ben te doen.

33) vasten grond der roeming.

Gr. zelfstandigheid der roeming. Of, vertrouwen, vrijmoedigheid. Zie 2 Cor. 9:4.

2Co 9.4

2 Corinthians 11:21

38) naar oneer,

Dat is, wat aangaat de oneer, of om der oneer wil, of tot oneer.

39) gelijk of wij zwak

Dat is, alsof het waarachtig ware, als dezen zeggen dat wij zwak en verachtelijk onder u waren geweest. Anderen zetten het over: gelijk dat wij zwak zijn geweest; dat is, dat wij verachtelijk onder u zijn geweest, hetwelk zij ons ook tot oneer nazeggen.

40) stout is

Dat is, stoutelijk handelt of spreekt.

Copyright information for DutKant