Romans 6:11

26) der zonde dood zijt,

Dat is, der zonde gestorven zijt. Zie de aantekeningen Rom. 6:2.

Ro 6.2

27) Gode levende zijt

Dat is, de kracht hebt ontvangen door den Geest van Christus om voor God en ter ere Gods te leven en de zonde meer en meer te doden. Daaruit vloeit dan de vermaning in de volgende verzen. Zie ook Rom. 8:1, enz.

Ro 8.1

2 Corinthians 5:15

32) Als die dit oordelen,

Dat is, voor vast houden.

33) ‚‚n

Namelijk Christus.

34) voor allen

Namelijk die in Hem geloven; Joh. 3:16; Hand. 10:43; Rom. 3:22, en Rom. 10:4; Hebr. 5:9, en Hebr. 10:14.

Joh 3.16 Ac 10.43 Ro 3.22 10.4 Heb 5.9 10.14

35) gestorven is,

Namelijk om hunne zonden te vernietigen.

36) zij dan allen gestorven zijn.

Namelijk met Hem, om door Zijnen dood niet alleen vergeving der zonden en verzoening met God te verkrijgen, maar ook om de zonde af te sterven, gelijk Rom. 6:6; Hebr. 9:26,27,28.

Ro 6.6 Heb 9.26,27,28

37) zichzelven zouden

Dat is, tot hun zelfs gemak, nut en eer.

38) dien, die voor hen

Dat is, tot dienst en eer van dien.

Colossians 3:3

5) gij zijt gestorven,

Namelijk der zonde en der wereld. Zie Rom. 6:2, enz.

Ro 6.2

6) uw leven is met Christus

Dat is, uw geestelijk en onvergankelijk leven. Want al hebben de gelovigen enige beginselen daarvan, nochtans blijkt dat voor de wereld niet, en zijzelven verwachten de volheid daarvan in Christus en met Christus, uit den hemel, met ene hoop, die niet bedriegt; Rom. 8:24,25.

Ro 8.24,25

7) verborgen in God.

Dat is, gelijk Christus ter rechterhand Zijns Vaders is in het bezit Zijner heerlijkheid, hoewel zulks voor de ogen der wereld is verborgen, alzo wordt ook het leven, dat ons in Christus en met Christus toekomt, aldaar bewaard om te Zijner tijd aan ons geopenbaard te worden voor de ogen der gehele wereld; 1 Petr. 1:4,5, enz.

1Pe 1.4,5

Colossians 3:5

10) Doodt dan

Namelijk meer en meer; want hij heeft tevoren gezegd, dat zij alrede gestorven waren, Col. 3:3, namelijk, ten aanzien van de heersende macht der zonde, hoewel de overblijfselen daarvan allengskens meer en meer moesten teniet gedaan worden; Rom. 6:12, enz.

Col 3.3 Ro 6.12

11) uw leden

Dat is, de kwade bewegingen, die nog in uwe leden zijn, of, die als leden zijn van dit lichaam der zonde, gelijk hij tevoren heeft gesproken, Col. 2:11; want gelijk de mens door de leden zijns lichaams zijns werkingen uitvoert, alzo werpt ook deze verdorvenheid in den mens door hare verscheidene begeerten, hare lusten uit, tenzij die door Gods Geest van ons wederstaan en gedood worden. Zie Rom. 8:13,14.

Col 2.11 Ro 8.13,14

12) die op de aarde zijn,

Alzo noemt de apostel de kwade begeerten, omdat zij den mens altijd tot aardse dingen bewegen, namelijk tot begeerlijkheid des vleses, begeerlijkheid der ogen en hovaardij des levens, 1 Joh. 2:16; waarvan wij in den hemel gans vrij zullen zijn; Openb. 21:27.

1Jo 2.16 Re 21.27

13) onreinigheid,

Daardoor worden de andere soorten van onkuisheid verstaan, als overspel en dergelijke besmettingen des vleses.

14) [schandelijke]

Het Griekse woord Pathos betekent zulke beweging, waardoor iemand ontucht lijdt, ook zelfs die tegen de natuur is, gelijk Paulus daarvan breder handelt Rom. 1:26, enz.

Ro 1.26

15) afgodendienst;

De reden, waarom de gierigheid afgodendienst genaamd wordt, zie in de aantekening op Ef. 5:5; Openb. 22:15.

Eph 5.5 Re 22.15
Copyright information for DutKant