Romans 6:11-12

26) der zonde dood zijt,

Dat is, der zonde gestorven zijt. Zie de aantekeningen Rom. 6:2.

Ro 6.2

27) Gode levende zijt

Dat is, de kracht hebt ontvangen door den Geest van Christus om voor God en ter ere Gods te leven en de zonde meer en meer te doden. Daaruit vloeit dan de vermaning in de volgende verzen. Zie ook Rom. 8:1, enz.

Ro 8.1
28) dan de

Dat is, dewijl gij wedergeboren zijt en verlost van de macht der zonde.

29) zonde niet

Dat is, de overblijfselen der verdorvenheid, die in ons tot onze oefening en vernedering overig zijn.

30) heerse in uw

Dat is de overhand hebbe, namelijk over de kracht en bewegingen des Geestes in u. Zie Rom. 8:13,14; Gal. 5:16,17,18.

Ro 8.13,14 Ga 5.16,17,18

31) sterfelijk lichaam,

Dit wordt gezegd, niet omdat de kwade begeerlijkheden alleen in het lichaam zijn, of haar oorsprong alleen uit het lichaam en niet uit de ziel hebben; want dat strijdt tegen hetgeen Christus zegt Matth. 15:18,19, en Paulus, Gal. 5:19,20; maar omdat deze kwade begeerlijkheden zich in het lichaam meest openbaren en door het lichaam uitgevoerd worden.

Mt 15.18,19 Ga 5.19,20

32) te gehoorzamen

Dat is, te volgen of te doen, waar de zonde ons door verscheidene begeerlijkheden toe verlokt Jak. 1:14.

Jas 1.14
Copyright information for DutKant