Romans 8:13-14
40) zo zult gij sterven; Namelijk den eeuwigen dood, gelijk uit het leven dat hier beloofd wordt blijkt. En dit zegt de apostel niet om de gelovigen aan hunne zaligheid te doen twijfelen, want het tegendeel zal hij van Rom. 8:14 tot het einde van Rom. 8, krachtiglijk bewijzen; maar hij zegt dit om hen te meer tegen het vlees te wapenen en om de rechte gelovigen te onderscheiden van degenen, die zich voor gelovigen uitgeven en zulks inderdaad niet zijn, alzo zij met hun leven betuigen dat zij door Gods geest niet zijn wedergeboren, welke hij, door dit zware dreigement, tot nadenken en bekering wil brengen. Ro 8.14 41) door den Geest Namelijk die in u woont en u alrede kracht daartoe heeft gegeven, zo gij maar door gebeden en andere oefeningen der godzaligheid dezelve behoorlijk verwekt; 1 Cor. 15:10; 2 Tim. 1:6. 1Co 15.10 2Ti 1.6 42) de werkingen des lichaams Dat is, de begeerlijkheden en bewegingen der zonde, die nog in u overig zijn. 43) doodt, zo zult gij leven. Dat is, wederstaat, tenonder brengt, dat zij in u niet leven of heersen. 44) geleid worden, Of, gedreven; dat is, in hun verstand verlicht, en in hun wil en genegenheden geregeerd en gestuurd worden, om te doen wat God behaagt. 45) die zijn kinderen Gods. Dat is, die hebben de zekere kentekenen, dat zij van God door het geloof in Christus tot kinderen zijn aangenomen, Joh. 1:12, Ef. 1:13, hetwelk hij ook, door de eigen werking des Geestes, die de gelovigen ontvangen, in Rom. 8:15,16 bewijst. Joh 1.12 Eph 1.13 Ro 8.15,16 Colossians 2:11
36) In Welken Namelijk Christus. 37) besneden zijt Namelijk niet met de uitwendige besnijdenis, die door Christus' dood, nevens de andere ceremonin des Ouden Testaments teniet gedaan is, gelijk de apostel hier leert, en Gal. 5:1,2; maar met de inwendige besnijdenis des harten, in den geest, welke de betekenende zaak was van de uitwendige besnijdenis, en die de apostel in de volgende woorden nader verklaart. Waaruit hij wil besluiten dat dan de uitwendige ons niet meer nodig noch nut is. Ga 5.1,2 38) zonder handen Dat is, van God zelf, door Zijnen Geest, Deut. 30:6; Rom. 2:29. De 30.6 Ro 2.29 39) van het lichaam Dat is, de ganse massa der verdorvenheid, die bij een lichaam wordt vergeleken, dat vele leden heeft. Zie Rom. 6:6; Col. 3:5, vanwege de velerlei begeerlijkheden, die de zonde in ons werkt. Ro 6.6 Col 3.5 40) des vleses, Hierdoor wordt verklaard, waaruit deze zondige aard zijnen oorsprong heeft, namelijk uit de vleselijke geboorte; Joh. 3:6. Joh 3.6 41) door de besnijdenis Niet eigenlijk, waardoor Christus zelf ten achtsten dage is besneden geweest, maar door welke Hij onsmet Zijnen Geest in onze harten besnijdt, dat is, van de schuld en heerschappij der zonde verlost, en onze harten reinigt, gelijk de volgende verzen breder verklaren.
Copyright information for
DutKant