Romans 9:16

46) desgenen, die wil,

Dat is, des mensen, die, door zijn goeden wil en goeden loop zijns levens, God er toe zou bewegen; Rom. 11:35; Filipp. 2:13, daar niemand dit van zichzelven heeft.

Ro 11.35 Php 2.13

47) des ontfermenden Gods.

Namelijk die dit alles besluiten doet naar het welbehagen Zijns willens, Rom. 9:18; Ef. 1:11.

Ro 9.18 Eph 1.11

1 Corinthians 3:7

13) iets, noch

Te achten of te roemen; hetwelk alzo niet is te verstaan, alsof Paulus de dienaars wilde geacht hebben [want 1 Cor. 4:1 zal hij het tegendeel zeggen]; maar omdat niemand zich op de gaven der dienaren, wie zij ook zijn, alzo moet vergapen, dat hij hun de eer zou geven, die den oppersten auteur van dit werk toekomt; alzo het God is die hen stelt, die hun bekwame gaven geeft, en door hun arbeid krachtig is in de harten der mensen; 1 Cor. 3:5, en 1 Cor. 12:6; Gal. 3:5.

1Co 4.1 3.5 12.6 Ga 3.5

2 Corinthians 4:6

11) gezegd heeft dat

Dat is, bevolen heeft, namelijk in het begin der schepping, wanneer de duisternis de aarde bedekte; Gen. 1:3.

Ge 1.3

12) in onze harten

Namelijk die ook duister en onwetend van nature waren. Hij spreekt hier inzonderheid van de apostelen, door wie dit licht daarna moest verbreid worden onder alle volken.

13) geschenen heeft om

Namelijk door Zijn Heiligen Geest.

14) in het aangezicht van

Dat is, de heerlijkheid Gods, die in het aanschijn van Mozes blonk en van hem werd bedekt, schijnt nu veel heerlijker in het aanschijn van Christus, en wordt van ons niet bedekt, maar ongedekt voorgesteld voor allen, om dezelven daardoor te verlichten.

Copyright information for DutKant