Romans 9:17

48) tot Farao:

Met dit voorbeeld van Farao bewijst hij het tweede lid van het antwoord op de voorgaande tegenwerping, namelijk dat er ook gene onrechtvaardigheid is ten aanzien van degenen, die in hunne zonden worden verlaten en verworpen, dewijl God zulks rechtvaardiglijk doet en tot eer van Zijnen naam richt.

49) verwekt,

Dit woord verwekken kan genomen worden, •f voor de verwekking van Farao tot het koninkrijk, •f voor zijne behoudenis in het midden van al de plagen, die God over hem en zijn volk had gebracht. En ook wordt tevens daaronder verstaan zijne verharding tegen het volk Isra‰ls en Gods bevel, gelijk uit het besluit van Paulus in Rom. 9:18 blijkt; niet dat Hij hem tot zondigen zou hebben verwekt, hetwelk niet zijn kan, Jak. 1:13, maar omdat Hij hem rechtvaardig in zijne zonden heeft verlaten, en aan zijn eigen boze en hoogmoedige begeerten overgegeven, waardoor hij tegen God en Zijn gebod zolang heeft geworsteld, totdat God de verdiende straf over hem heeft uitgevoerd, en Zijne eer en macht alzo voor de gehele wereld aan hem betoond. Zie Spreuk. 16:4; Habak. 1:12.

Ro 9.18 Jas 1.13 Pr 16.4 Hab 1.12

Romans 9:22-23

60) En of God,

Dit is de vierde reden van Paulus' antwoord, genomen van het loffelijk einde, waarom God zulks doet, namelijk om toorn, dat is, rechtvaardige straf, te oefenen tegen de vaten des toorns, nadat Hij die met veel lankmoedigheid in hunne verdorvenheid en wederspannigheid heeft verdragen.

61) de vaten des toorns,

Dat is, over welke God Zijn rechtvaardigen toorn voorgenomen heeft te bewijzen.

62) tot het verderf toebereid;

Namelijk ten dele door henzelven, daar zij in hunne verdorvenheid en wederspannigheid een vermaak hebben: en ten dele door Gods rechtvaardig oordeel die hen daarin heeft willen verlaten en tot de verdiende straf brengen, gelijk aan Farao is geschied.

63) opdat Hij zou bekend maken

Dit is het andere einde, hetwelk God voorgehad heeft in het verkiezen van de Zijnen, namelijk het bewijzen van Zijn overvloedige genade en heerlijkheid, welke Hij hun wil deelachtig maken; Rom. 8:29.

Ro 8.29

64) de vaten der barmhartigheid,

Dat is, over welken Hij Zich heeft willen ontfermen, om hen door Christus van het verderf te verlossen.

65) te voren bereid heeft tot heerlijkheid?

Dat is, van eeuwigheid geschikt en uitverkoren heeft tot het eeuwige leven; Ef. 1:4,5,6.

Eph 1.4,5,6

Romans 11:36

158) uit Hem,

Namelijk als de eerste oorzaak, die alles naar Zijn wijzen raad schikt en ordineert.

159) door Hem,

Namelijk als die alles, wat den mens ter zaligheid nodig is, werkt en hetgeen naar Zijn wijzen raad geordineerd is, krachtig uitvoert.

160) tot Hem

Namelijk als tot het uiterste einde, tot wiens eer alles moet strekken en gebracht worden; Spreuk. 16:4.

Pr 16.4

161) alle dingen.

Namelijk die niet alleen de schepping, onderhouding en regering aller schepselen, maar voornamelijk die de zaligmaking der mensen aangaan, waarvan hier inzonderheid gehandeld wordt.

162) Amen.

Van dit woord, zie Matth. 6:13.

Mt 6.13

Ephesians 1:5-6

14) te voren

Namelijk van eeuwigheid, gelijk in het Ef. 1:4. En hier wordt ten aanzien van ons het opperste einde van onze verkiezing tot heerlijkheid nader uitgedrukt; namelijk onze aanneming tot kinderen en erfgenamen Gods, en mede‰rfgenamen van Christus, waarvan wij hier wel de beginselen en verwachting hebben, Joh. 1:12; Rom. 8:15; maar de volle bezitting van dit kindschap en deze erfenis zullen wij hiernamaals eerst ontvangen. Zie Rom. 8:23; Gal. 4:5; Hebr. 9:15; 1 Joh. 3:2.

Eph 1.4 Joh 1.12 Ro 8.15,23 Ga 4.5 Heb 9.15 1Jo 3.2

15) in Zichzelven,

Of, tot Zichzelven, dat is, tot Zijne eer, om Zijns zelfs wil, voor Zichzelven, aan Zichzelven. Want God de Vader heeft ons in Christus tot Zijne kinderen en erfgenamen verordineerd; Rom. 8:17.

Ro 8.17

16) naar het welbehagen

Dat is, niet uit enige van onze verdienste of waardigheid, maar alleen naar Zijn onverdiende gunst, genade en believen. Zie Rom. 9:11,12,15,16, en Rom. 11:6; 2 Tim. 1:9; gelijk in Ef. 1:6 ook verklaard wordt.

Ro 9.11,12,15,16 11.6 2Ti 1.9 Eph 1.6
17) Tot prijs der

Dat is, opdat deze Zijn heerlijke genade door ons geloofd en geprezen worde; hetwelk is het opperste einde van deze eeuwige en genadige verkiezing Gods, Rom. 9:23.

Ro 9.23

18) begenadigd heeft

Of, aangenaam heeft gemaakt, namelijk voor hem, gelijk dit woord, Luk. 1:28, van de maagd Maria ook gebruikt wordt.

Lu 1.28

19) Geliefde;

Namelijk Christus, zijn geliefden Zoon; Matth. 3:17.

Mt 3.17

Ephesians 1:12

40) wij, die eerst

Namelijk uit de Joden, wien deze voortocht van God was beloofd. Zie Hand. 13:46; Rom. 15:8.

Ac 13.46 Ro 15.8

41) gehoopt hebben.

Namelijk door het geloof in Hem. Want het geloof neemt de beloften aan, waarvan de hoop de vervulling verwacht; Rom. 8:24,25; Hebr. 11:1.

Ro 8.24,25 Heb 11.1

Ephesians 1:14

48) het onderpand

Grieks, Arrhabon, van welk woord, zie 2 Cor. 1:22, en 2 Cor. 5:5, zie ook Rom. 8:23; Ef. 4:30.

2Co 1.22 5.5 Ro 8.23 Eph 4.30

49) tot de verkregene

Grieks, op de verlossing der verkrijging; dat is, tot de volle genieting der verlossing, die Christus ons verkregen heeft. Of, tot de volle verlossing van zijn verkregen, of eigen volk; 1 Petr. 2:9.

1Pe 2.9
Copyright information for DutKant