Romans 9:24

66) Welke Hij ook

Tot hiertoe heeft de apostel gesproken van Gods voornemen der verkiezing van sommigen en der verwerping van anderen; nu gaat hij voort en spreekt van de roeping dergenen, die verkoren zijn, ten dele uit de Joden, maar merendeels uit de heidenen; welke roeping het middel en kenteken is, waardoor de uitverkorenen Gods van anderen worden onderscheiden.

67) geroepen heeft,

Namelijk niet alleen uitwendig door het Woord, maar, ook inwendig door Zijnen Geest, gelijk het woordje uit ook medebrengt; want anderszins is naar de uitwendige roeping zowel de Jood als de heiden geroepen; Matth. 22:14; Rom. 8:28,30; 1 Cor. 1:26.

Mt 22.14 Ro 8.28,30 1Co 1.26

Romans 9:26

Galatians 3:28-29

119) Daarin is noch

Hetgeen hij in het algemeen gezegd had van alle gelovigen, dat verklaart hij breder en betuigt, dat onder hen geen onderscheid meer is, van welke natie, stand, of geslacht zij zijn.

120) een

Dat is, als een mens, de een zowel als de ander, door Christus erfgenaam gemaakt des eeuwigen levens.

121) in Christus Jezus.

Niet in de politie of huishouding, waar ongelijkheid is, maar aangaande de weldaden van Christus.

122) gij van Christus zijt,

Namelijk Galaten, die tevoren heidenen was, en nu in Christus gelooft.

123) Abrahams zaad,

Dat is Abrahams kinderen, gelijk gesproken wordt Gal. 3:7, van welke allen Christus het hoofd is, als het beloofde zaad Abrahams, Gal. 3:16,19.

Ga 3.7,16,19

124) naar de beloftenis

Namelijk die Abraham en zijn zaad gedaan is, en dienvolgens niet uit de werken der wet. Zie Gal. 3:18.

Ga 3.18

125) erfgenamen.

Namelijk des eeuwigen levens, waarvan het land Kana„n een voorbeeld was; Hebr. 11:9.

Heb 11.9

Galatians 6:16

65) naar dezen regel

Dat is, naar deze leer, die ik in dezen zendbrief van de rechtvaardigmaking des mensen voor God, van de Christelijke vrijheid, en van den Christelijken wandel heb voorgesteld en verklaard.

66) [zal zijn]

Of zij.

67) vrede en

Dat is, allerlei geestelijke zegeningen, en voornamelijk verzoening met God en verzekering daarvan door den Heiligen Geest in hun gemoed; Rom. 5:1.

Ro 5.1

68) barmhartigheid, en

Namelijk van God, die de fontein is, waaruit de verzoening en zaligheid des mensen vloeit.

69) over het Israel Gods.

Dat is, over alle ware gelovigen, die oprechte Isra‰lieten zijn en van God daarvoor gekend worden; hetwelk hij daarbij doet om deze van de Isra‰lieten naar het vlees te onderscheiden. Zie Rom. 2:28,29, en Rom. 9:6, enz.

Ro 2.28,29 9.6
Copyright information for DutKant