Romans 9:24-26

66) Welke Hij ook

Tot hiertoe heeft de apostel gesproken van Gods voornemen der verkiezing van sommigen en der verwerping van anderen; nu gaat hij voort en spreekt van de roeping dergenen, die verkoren zijn, ten dele uit de Joden, maar merendeels uit de heidenen; welke roeping het middel en kenteken is, waardoor de uitverkorenen Gods van anderen worden onderscheiden.

67) geroepen heeft,

Namelijk niet alleen uitwendig door het Woord, maar, ook inwendig door Zijnen Geest, gelijk het woordje uit ook medebrengt; want anderszins is naar de uitwendige roeping zowel de Jood als de heiden geroepen; Matth. 22:14; Rom. 8:28,30; 1 Cor. 1:26.

Mt 22.14 Ro 8.28,30 1Co 1.26
68) hetgeen Mijn volk niet was,

Namelijk de heidenen, die Hij in het O.T. voorbijgegaan was en nu door Christus ook tot Zijn volk zou aannemen nevens de uitverkorenen uit de Joden; Ef. 2:13; 1 Petr. 2:10. Alzo bewijst de apostel dat hij niets leerde dan hetgeen door de profeten voorzegd was wat geschieden zou: namelijk dat Hij uit heidenen en Joden het ware Isra‰l Gods zou vergaderen; Rom. 11:26; 1 Petr. 2:10.

Eph 2.13 1Pe 2.10 Ro 11.26 1Pe 2.10
Copyright information for DutKant