Ruth 1:13

24) geen man te nemen?

Hebreeuws, geen man zoudt geworden.

25) het is mij veel bitterder dan u;

Te weten, dat ik van u scheiden moet. Of, dewijl ik nu oud zijnde mijn man en kinderen verloren heb, en gij nog van toekomstige mannen en kinderen troost zult kunnen genieten. Anders: het is mij zeer bitter om uwentwil, of van uwentwege; omdat gij uw mannen hebt verloren, en nu zo ongaarne van mij ook zult worden afgetrokken.

26) hand des HEEREN is tegen mij uitgegaan.

Alsof zij zeide: Dewijl het Gods slag, plaag en werk is, dat ik van mijn man en mijn beide zonen beroofd ben, en nu ook uw gezelschap zal verliezen, zo moet ik mij in zijn wil geruststellen; alzo moet gij ook doen.

Job 13:21

42) hand

Dat is, straf, plaag. Alzo Richt. 2:15; Ruth 1:13; 1 Sam. 5:6,7,11; Ps. 81:15; Klaagl. 2:8, enz.; Hand. 13:11.

Jud 2.15 Ru 1.13 1Sa 5.6,7,11 Ps 81.14 La 2.8 Ac 13.11
Copyright information for DutKant