Ruth 4:1
1) poort, Waar men het gericht hield en het volk bijeenkwam. 2) gesproken had, Zie Ruth 3:12. Ru 3.12 3) hij: Boaz. 4) gij, zulk een! Hebreeuws, Peloni, Almoni. Een manier van spreken bij de Hebren, wanneer zij iemand menen, wiens naam zij juist niet weten, of mogen vergeten hebben, of niet willen hebben noemen, inplaats waarvan wij plegen te gebruiken N.N., of, gij man, hoe gij dan heet. Zie ook 2 Kon. 6:8. 2Ki 6.8
Copyright information for
DutKant