Ruth 4:17

39) Isai, Davids vader.

Hebreeuws, Ischai.

1 Samuel 18:19

32) Adriel,

Hij is geweest de zoon van Barzilla‹ den Efra‹miet, 2 Sam. 21:8, alwaar gezegd wordt dat de vijf kinderen, die hij Merab gewonnen heeft, van de Gibeonieten zijn gehangen.

2Sa 21.8

33) den Meholathiet,

Dat is, die te Mehola geboren was. Deze stad werd Abel-Mehola genoemd,

2 Samuel 21:19

41) Elhanan,

Hebreeuws, Elchanan.

42) Ja‰re Oregim,

Ja‹r genoemd, 1 Kron. 20:5.

1Ch 20.5

43) met

Anders, [broeder] van Goliath. Hetwelk sommigen hier invoegen uit 1 Kron. 20:5, waar hij genoemd wordt Lachmi; welke plaats de lezer met deze kan vergelijken.

1Ch 20.5

44) Goliath,

Dien David verslagen had, 1 Sam. 17.

Jeremiah 32:12

19) Baruch,

Den schrijver en dienaar van den profeet Jeremia; zie onder Jer. 33:4,5, enz.

Jer 33.4,5

20) [zoon],

Dit is hier bijgevoegd uit Jer. 32:7,8,9. Anders: van mijn neef; dewijl het Hebreeuwse woord dod ook breder somtijds, en voor een beminden en zeer lieven vriend genomen wordt, gelijk te zien is in Salomo's Hooglied.

Jer 32.7,8,9

21) onderschreven;

Hebreeuws, in den koopbrief hadden geschreven, gelijk boven Jer. 32:10.

Jer 32.10

22) zaten.

Of, woonden.

Copyright information for DutKant