Song of Solomon 1:2

3) Hij

Te weten mijn Bruidegom Jezus Christus; het zijn de woorden der Bruid, dat is der gemeente van Jezus Christus.

4) kusse mij

Dat is, Hij bewijze mij zijne liefde. Anders: och dat mijn Bruidegom mij kuste! Elkander te kussen is ten allen tijde gehouden voor een teken van liefde, vriendschap en beleefdheid; tot een teken waarvan de mannen ook elkander plachten te kussen, Exod. 4:27, en Exod. 18:7; Rom. 16:16, en 1 Thess. 5:26. Christus kust zijne Bruid, dat is zijne gemeente of uitverkorenen, als Hij haar die grote liefde bewijst en laat gevoelen, die Hij haar is toedragende. Wij kussen Christus als wij met een oprecht geloof, hartelijke liefde en kinderlijke vreze en eerbieding Hem erkennen te zijn onze Heere en Zaligmaker, en wij ons aan Hem ten enenmale onderwerpen en Hem gehoorzamen. Ps. 2:12.

Ex 4.27 18.7 Ro 16.16 1Th 5.26 Ps 2.12

5) met de kussen

In het getal van velen, waarmede uitgedrukt wordt de rijkdom der menigvuldige genaden en weldaden, die Christus zijnen uitverkorenen is bewijzende; Ef. 1:7,8,9, enz.

Eph 1.7,8,9

6) Zijns monds;

Onzen Heere Jezus Christus openbaart den gelovigen de liefde, die Hij hun toedraagt, door zijn woord. Daarom staat er Ps. 45:3, dat zijne lippen zeer lieflijk [of genaderijk] zijn. Zie Hoogl. 5:13,16; en Jes. 50:4. Petrus spreekt ook: Heere Gij hebt de woorden des eeuwigen levens.

Ps 45.2 So 5.13,16 Isa 50.4

7) uitnemende

Dat is, vriendelijkheid, minnelijkheid. Hebreeuws, liefden. Hier spreekt nu de Bruid, dat is de gemeente Gods, Christus haren Bruidegom aan. Versta hier door het woord liefden de uitnemende liefde en genegenheid, mitsgaders de weldaden en genaden, die Christus zijnen uitverkorenen bewijst.

8) wijn.

Door het woord wijn moet men hier verstaan alle aardse verheugingen en geneugten. Vergelijk Richt. 9:13; Ps. 104:15.

Jud 9.13 Ps 104.15

Song of Solomon 1:4

13) Trek mij,

Dat is, neig mijn hart en gemoed, dat het U aanhange met geloof en liefde, want dit trekken geschiedt niet met uiterlijke kracht en geweld, maar door het woord der predikatie uiterlijk en inwendiglijk door de krachtige werking des Geestes van Christus, waardoor der kinderen Gods verstand alzo verlicht en onze wil alzo gebeterd wordt, dat wij gewilliglijk en met vreugde onzen Heere en Bruidegom Jezus Christus navolgen, ja nalopen. Zie Jes. 40:31; Jer. 31:3; Joh. 6:44,45, en Joh. 12:32; Filipp. 2:13; Hebr. 12:1,2.

Isa 40.31 Jer 31.3 Joh 6.44,45 12.32 Php 2.13 Heb 12.1,2

14) Koning

Versta hier door den koning Christus, den Koning der gerechtigheid en des vredes, Hebr. 7:2, van wien Melchizedek en Salomo voorbeelden geweest zijn.

Heb 7.2

15) in Zijn

Door deze binnenkameren worden verstaan de verborgenheden van het rijk van Christus, die in het Oude Testament bedekt waren onder de schaduwen van de ceremoni‰n der wet; maar nu in het Nieuwe Testament zien wij de klaarheid des Heeren als in een spiegel, 2 Cor. 3:18. Zie ook Rom. 16:25; 1 Cor. 2:9,10,16, en 2 Cor. 1:20; Hebr. 8:10,11. Of versta door de binnenkameren het koninkrijk der hemelen, in hetwelk vele woningen zijn, Joh. 14:2, die wij alreeds door het geloof bezitten; Ef. 2:6.

2Co 3.18 Ro 16.25 1Co 2.9,10,16 2Co 1.20 Heb 8.10,11 Joh 14.2 Eph 2.6

16) wij zullen verheugen

Te weten ik en mijne maagden, of speelgenoten, dat is, alle gelovigen. Zij wil zeggen: Hoe meer wij toenemen in uwe kennis en den smaak van uwe genade, hoemeer wij in de geestelijke vreugde zullen gesterkt worden.

17) in U verblijden;

O Koning en in U; dat is van uwentwege.

18) wij zullen Uw

Dat is, wij zullen de genade van Christus roemen en verkondigen, die ons uit de duisternis tot zijn wonderlijk licht geroepen heeft; 1 Petr. 2:9. Zie ook Ps. 45:18, en Ps. 71:16; Jes. 12:3,4, en Jes. 63:7.

1Pe 2.9 Ps 45.17 71.16 Isa 12.3,4 63.7

19) meer dan den wijn;

Zij wil zeggen: Heere, wij zullen uwe genade met meerdere vreugde roemen en prijzen, dan de wereldse mensen zich verheugen in aardse dingen. Want de vrede Gods gaat alle verstand teboven. Zie Ps. 4:8.

Ps 4.7

20) de oprechten

Hebreeuws, de rechtheden, of richtigheden; dat is, degenen die met oprechtheid begaafd zijn, die Hoogl. 1:3 maagden genoemd worden, die namelijk in wie geen bedrog woont; Ps. 32:2; Joh. 1:48.

So 1.3 Ps 32.2 Joh 1.47

Hosea 9:1

1) opspringens toe,

Of, tot verheugens toe, tot vrolijkheid toe; zie dezelfde manier van spreken Job 3:22. Het Hebreeuwse woord ziet op de uiterlijke gebaren en bewijs van vreugde.

Job 3.22

2) volken;

Die ten tijde van een goeden oogst gewoon waren grote vreugde te bedrijven ter ere hunner afgoden, die zij hielden voor de bewerkers van dien; vergelijk Ps. 4:8, en hier het volgende; idem Jo‰l. 1:12.

Ps 4.7 Joe 1.12

3) hoerenloon lief,

Dat is, gij verheugt u over den oogst als over een beloning, die uwe boelen, de afgoden, u zouden hebben gegeven vanwege uw geestelijke hoererij, dat is afgoderij; en op alle plaatsen, waar gij koren stapelt en dorst en waar gij den wijn perst, dankt gij uwe afgoden voor hetgeen Ik u gegeven heb. Vergelijk boven Hos. 2:4,7,8,11.

Ho 2.5,8,9,12
Copyright information for DutKant