Song of Solomon 1:3

9) olien

Versta, welriekende oli‰n, kostelijke zalven, of balsemen. Hierbij worden de geestelijke gaven dikwijls vergeleken, gelijk Ps. 45:8; Jes. 61:1, en 1 Joh. 2:27.

Ps 45.7 Isa 61.1 1Jo 2.27

10) Uw naam

Versta, den naam, persoon en het zaligmakende ambt van Christus, alzo ons dezelve in het Evangelie zijn geopenbaard.

11) een olie,

Salomo schijnt hier gezien te hebben op den naam Messias; dat is Christus, Gezalfde, die met den Heiligen Geest gezalfd is, niet alleen voor zichzelven, maar die heilige balsem is gevloeid van Hem, die ons Hoofd is, op ons zijne ledematen. Zie Ps. 133:2, en Joh. 1:16. Deze naam is na de hemelvaart van Christus wijd uitgebreid, want van Christus hebben alle Christenen hunnen naam.

Ps 133.2 Joh 1.16

12) daarom

Dat is, [gelijk er staat Hoogl. 1:4] de oprechten hebben u lief. Meermalen worden in de Heiligen Schrift de uitverkorenen vergeleken bij maagden, gelijk Matth. 25:1; 2 Cor. 11:2; Openb. 14:1,4,5; en dat daarom, omdat de kinderen Gods zo nauw moeten letten op hunne conscientie, dat zij van de zonde en de wereld niet besmet worden, als een eerlijke maagd op haar eer en kuisheid moet passen.

So 1.4 Mt 25.1 2Co 11.2 Re 14.1,4,5

Isaiah 62:4-5

13) De verlatene,

Te weten van God haren bruidegom, alsof gij niet meer zijne bruid of zijn volk waart; zie Jes. 60:15.

Isa 60.15

14) Het verwoeste;

Hebreeuws, verwoesting; dat is, het verwoeste; zie Hos. 1:10; 1 Petr. 2:10.

Ho 1.10 1Pe 2.10

15) Mijn lust

Dat is, God heeft een welgevallen aan haar, te weten aan Jeruzalem.

16) uw land:

Dat u de Heere gegeven had te bewonen; of uw land; dat is de inwoners van uw land.

17) Het getrouwde;

Dat is, het bewoonde.

18) uw land zal

Dat is, uw land zal bewoond worden, gelijk ene vrouw haren man bijwoont.

19) u trouwen;

Te weten o gij land, of onder u, bij u, te weten o gij kerk.

20) uw God

Christus wordt meermalen in de Heilige Schrift een Bruidegom genoemd, en zijne gemeente ene Bruid, Joh. 3:29; Openb. 21:2,9, welker onderlinge liefde en vreugde verhaald wordt Hoogl. 4:1, enz.

Joh 3.29 Re 21.2,9 So 4.1

Philippians 4:18

65) alles ontvangen,

Namelijk dat gij mij gezonden hebt, gelijk daarna verklaard wordt.

66) ik heb overvloed;

Dat is, meer dan genoeg tot mijn onderhoud, zodat gij niet meer behoeft te zenden, gelijk ook de volgende woorden ik ben, enz. hetzelve ook te kennen geven.

67) vervuld geworden,

Dat is, heb genoeg en overvloed.

68) een welriekende

Grieks als een reuk der welriekendheid. De apostel ziet hier op de dankoffers des Ouden Testaments, die voorbeelden waren van onze geestelijke dankoffers in het Nieuwe Testament, waaronder mede zijn de werken der weldadigheid jegens de dienaren des Woords en de armen, die hij verklaart met deze beschrijving den Heere zeer aangenaam te zijn, om hen daartoe meer en meer te verwekken. Zie Hebr. 13:16.

Heb 13.16

1 John 2:20

73) Doch gij hebt

Grieks en. De apostel wijst den gelovigen nu aan het rechte middel om de verleidingen der antichristenen te ontkomen, namelijk dat zij vast blijven bij de leer, die zij door de verlichting van den Heiligen Geest eens hebben geleerd en aangenomen.

74) de zalving

Of de zalf; waardoor hij verstaat de genadige werking van den Heiligen Geest, waardoor zij wedergeboren en met de zaligmakende kennis van Christus verlicht en versterkt zijn, die bij de uitstorting van een kostelijke zalf wordt vergeleken. Zie Ps. 45:8, en Ps. 133:2.

Ps 45.7 133.2

75) van den Heilige,

Dat is, van Christus Jezus, die zo genoemd wordt Ps. 16:10; Dan. 9:24; Hand. 2:27. Zie de aantekeningen aldaar; en de reden Hebr. 7:26. Van Hem hebben alle gelovigen deze gave; Jo‰l. 2:28; Joh. 1:16, en Joh. 14:26.

Ps 16.10 Da 9.24 Ac 2.27 Heb 7.26 Joe 2.28 Joh 1.16 14.26

76) alle dingen.

Namelijk die u ter zaligheid nodig zijn te weten en waarvan ik u schrijf.

1 John 2:27

91) de zalving, die

Dat is, dezelfde genade van den Heiligen Geest, die u Christus heeft gegeven, om u te verlichten met de kennis der waarheid, gelijk 1 Joh. 2:20.

1Jo 2.20

92) dat iemand u lere;

Namelijk deze dingen, terwijl gij ze reeds weet, of de gronden der christelijke leer, die gij reeds gelegd hebt.

93) van alle dingen,

Dat is, van al deze dingen; of van al wat u nodig is ter zaligheid te weten. Zie 1 Joh. 2:20.

1Jo 2.20

94) zij ook waarachtig,

Namelijk de zalving.

95) [zo] zult gij

Dat is, zo blijft in Hem; een Hebreeuwse wijze van spreken. Of Hij spreekt zo, om te tonen het goed vertrouwen dat Hij had van hun standvastigheid.

96) in Hem blijven.

Namelijk Christus; gelijk uit het volgende en het voorgaande 1 Joh. 2:24 blijkt.

1Jo 2.24
Copyright information for DutKant