Song of Solomon 1:8

35) Indien gij

Anders: dewijl gij dat niet weet; te weten, waar Ik mijne schapen weid. Dat is een antwoord van Jezus Christus op de voorgaande vraag zijner Bruid, Hoogl. 1:7; bestraffendd vriendelijk hare onwetendheid in deze nodige en gewichtige zaak. Anders: indien gij het u, of voor uzelve niet weet; alsof Hij zeide: Dewijl gij van uzelve onwetend zijt, zo zal Ik u onderwijzen.

So 1.7

36) schoonste

Hebreeuws, gij schone onder de vrouwen; dat is, gij, die de schoonste zijt. Aldus spreekt de engel tot de heilige jonkvrouw Maria: Gij zijt gezegend onder de vrouwen; dat is, de allergezegendste, of meer gezegend dan andere vrouwen; Luk. 1:28,42. Alzo wordt de leeuw gezegd sterk te zijn onder de beesten; dat is, de sterkste; Spreuk. 30:30. Zie de aantekening aldaar. De kerk Gods wordt de schoonste genoemd omdat zij door Jezus Christus' bloed en Geest gewasschenen en gezuiverd is van al hare zonden, Ef. 5:26,27, en begaafd met allerlei schone geestelijke deugden, alhoewel in zichzelve van nature lelijk en verachtzaam zijnde, Ezech. 16:3,4; zie boven, Hoogl. 1:5, en Hoogl. 1:15,16.

Lu 1.28,42 Pr 30.30 Eph 5.26,27 Eze 16.3,4 So 1.5,15,16

37) zo ga uit

Alsof hij zeide: Let op de voorbeelden der heilige patriarchen en anderen mijner uiverkorenen, die in de Heilige Schriftuur met voortreffelijke getuigenissen versierd zijn; Hebr. 11. Volg hun geloof en hunne werken na. Volg die na, die van den beginne aan der wereld mij gekend en gevolgd hebben, aanmerkende de uitkomst hunner wandeling; Hebr. 11:1,2, enz., en Hebr. 12:2, en Hebr. 13:7. Zie ook Jer. 6:16, en 1 Cor. 11:1.

Heb 11.1,2 12.2 13.7 Jer 6.16 1Co 11.1

38) schapen,

Versta hier door de schapen en de geiten de Christenen die zich tot Gods kerk begeven, Joh. 21:15,16, en 1 Petr. 2:25. Deze wil de Bruidegom dat de Bruid, dat is de kerk, zal aannemen en bezorgen, dat zij met de geestelijke spijs gevoed worden.

Joh 21.15,16 1Pe 2.25

39) bij de woningen

Dat is breng uwe kudden in de weide en kooi, die de profeten en apostelen gevolgd en aangewezen hebben, en die zij in hunne schriften der gemeente nagelaten hebben. Zie Ps. 77:21, en Ps. 78:70,71,72, en 2 Petr. 1:19, en 2 Petr. 3:2.

Ps 77.20 78.70,71,72 2Pe 1.19 3.2

Song of Solomon 5:7-8

33) De wachters,

Zie boven, Hoogl. 3:3. Hiermede wordt te kennen gegeven dat God somtijds toelaat, dat zijne kerk van de tirannen en boze regenten dezer wereld, ja, ook wel van valse leraars, vervolgd en benauwd wordt, om haar te tuchtigen vanwege hare traagheid en onachtzaamheid, en opdat zij in het toekomende des te wakkerder en ijveriger zou zijn.

So 3.3

34) vonden mij,

Hieruit is af te nemen dat de Bruid niet alleen tot aan de deur gegaan is om haren Bruidegom te zoeken, maar ook verder, hem zoekende aan alle hoeken der stad.

35) zij sloegen mij,

Men slaat niet alleen met de hand, of met stokken en zwaarden, enz., maar ook met de tong, gelijk te zien is Jer. 18:18. Ja, slaan betekent ook somtijds iemand kwellen en verdriet aandoen, hetzij door welk middel het geschiedt; Ps. 69:27; Jes. 53:4.

Jer 18.18 Ps 69.26 Isa 53.4

36) sluier van mij.

Of, lamfers. Het Hebreeuwse woord heeft zijn oorsprong van uitspreiden, omdat de vrouwspersonen de sluiers over haar hoofd uitbreiden, eensdeels tot sieraad, Jes. 3:23, anderdeels om der eerbaarheid wille, Gen. 20:16, en Gen. 24:65; Jer. 2:32; ook tot een teken van onderdanigheid, 1 Cor. 11:6,7,10. Dat men zulk een deksel ene vrouw van het hoofd afneemt, is tot haar grote schande strekkende; zodat de Bruid hier reden heeft om daarover te klagen alsof men ze geacht had voor een oneerbare lichte vrouw. Zie Ezech. 23:26. Enigen verstaan hier door den sluier de vrijmoedige belijdenis des geloofs en der ware religie. Van dezen sluier zoeken de ontrouwe herders, of valse leraars en de tirannen, altijd de kerk en de ledematen derzelve te beroven.

Isa 3.23 Ge 20.16 24.65 Jer 2.32 1Co 11.6,7,10 Eze 23.26
37) Ik bezweer u,

Dat is, ik beveel het u op uwen eed. Dit spreekt de Bruid nadat zij uit de handen van de wachters was ontkomen, verzoekende hulp en troost bij de ware ledematen der gemeente van Christus.

38) dochters

Zie de aantekening boven, Hoogl. 1:5, en Hoogl. 2:7.

So 1.5 2.7

39) indien

Alsof zij zeide: Zo, wanneer gij met uwe gebeden voor Hem verschijnt, zo geeft Hem toch te kennen den soberen staat, waarin zijne Bruid is, te weten, dat ik zo hartelijk zeer verlang naar zijne barmhartigheid, dat Hij de wonden mijner zonden wil genezen, dat ik door het verlangen moet bezwijken indien ik de tekenen zijner liefde nog langer ontberen moet.

40) wat zult gij Hem

Anders: dit zult gij Hem aanzeggen.

Hebrews 11:26

64) Christus meerderen rijkdom te zijn,

Dat is, die hij om de verwachting van Christus en naar Christus' voorbeeld zou moeten lijden. Zie dergelijke 2 Cor. 1:5; Col. 1:24. Want Mozes heeft ook den dag van Christus gezien en zich daarin verheugd, gelijk van Abraham gezegd wordt, Joh. 8:56.

2Co 1.5 Col 1.24 Joh 8.56

65) op de vergelding des loons.

Namelijk die eeuwig en onvergankelijk zou zijn in den hemel, 1 Petr. 1:4,5,6; waar de gelovigen ook op mogen zien, als op een loon, niet dat God hun schuldig zou zijn, of dat zij zouden verdienen, maar dat God hun Vader hun als Zijne kinderen uit genade belooft te zullen geven. Zie Matth. 5:10,11,12.

1Pe 1.4,5,6 Mt 5.10,11,12
Copyright information for DutKant