Song of Solomon 2:9

31) achter onzen muur,

Versta hier den vurigen muur der kerk, dat is, de bewaring en beschutting, die God zijne kerk bewijst door zijn heilige engelen. Zie 2 Kon. 6:17; Ps. 34:8; Zach. 2:5. Als hier staat onzen muur, daarmede wordt te kennen gegeven dat deze muur is een bolwerk, dat de kerk eigen is en haar alleen toekomt. Anderen verstaan die woorden: Hij staat achter onzen muur, aldus, dat zij betekenen een nadere gemeenschap met Christus dan toen Hij nog ver af was, komende al springende op de bergen, Hoogl. 2:8, maar evenwel zo na nog niet, of daar was nog een muur tussenbeiden. Zodat hier aangewezen worden te trappen, waarmede Christus zijne liefde jegens zijne kerk is bewijzende, niet gelijkelijk, maar naardat Hij acht ons goed te wezen.

2Ki 6.17 Ps 34.7 Zec 2.5 So 2.8

32) kijkende

Dit is een gelijkenis, genomen van een wachter, die op een toren de wacht houdt. Zie 2 Kon. 9:17; Ezech. 33:2. De Heere Christus is de rechte wachter en hoeder van Isra‰l, die nimmermeer slaapt nocht sluimert; Ps. 121:4. Hij ziet en bespot al de raadslagen der goddelozen tegen zijne kerk; Ps. 2:4.

2Ki 9.17 Eze 33.2 Ps 121.4 2.4

33) blinkende

Of, glinsterende als ene bloem; dat is, zichzelve als een bloem vertonende; te weten lieflijk en aangenaam. Het is vast hetzelfde, dat straks gezegd is. De wederhaling dient tot versterking en bevestiging van het voorzeide.

34) de tralien.

Meermalen worden de trali‰n en vensters bijeengevoegd, gelijk Richt. 5:29; Spreuk. 7:6, en elders.

Jud 5.29 Pr 7.6
Copyright information for DutKant