Song of Solomon 3:9-10

28) koets

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk ene bruidkoets of bedstede. Doch het betekent ook een koetswagen. Het schijnt dat hier gesproken wordt van dien triomfwagen, waarvan Ps. 45:5 geschreven staat, waar bij den wagen verstaan wordt het woord der waarheid, of de predikatie van het heilig Evangelie. Anderen verstaan door het Hebreeuwse woord een sierlijk gebouw.

Ps 45.4

29) het hout

Dat is van cederhout, hetwelk op den berg Libanon overvloediglijk pleegt te wassen. Zie de aantekening Richt. 9:15. Dit hout verrot niet. Zodat de leer van het heilige Evangelie bekwamelijk bij hetzelve mag vergeleken worden. Want het is een eeuwige Evangelie, Openb. 14:6. Zie Hoogl. 1:17.

Jud 9.15 Re 14.6 So 1.17
30) De pilaren

Door de pilaren of kolommen wordt de standvastigheid betekend, Openb. 3:12, en door de pilaren van zilver kan men hier verstaan de getrouwe herders der kerk, doch inzonderheid de profeten en apostelen. Zie Gal. 2:9.

Re 3.12 Ga 2.9

31) vloer

Of, bodem, grond, onderlaag; anders: stoel; te weten, waarop Salomo zat in zijne koets. Christus, die de grondslag of het fondament zijner kerk is, wordt terecht bij goud vergeleken, maar de pilaren bij zilver. Zie 1 Cor. 3:11; Openb. 21:21.

1Co 3.11 Re 21.21

32) gehemelte

Versta bij dit gehemelte de koninklijke bescherming Gods over zijne kerk.

33) bespreid

Of, geplaveid, gevloerd, of bezet met lieflijkheid, of geplaveid met liefde; dat is, lieflijk gewrocht, te weten, met lieflijke beelden of schone figuren geborduurd, of kunstiglijk met de naald gewrocht van de dochteren van Jeruzalem. Anders: ontstoken. Naar de geestelijke beduiding kan men hier door de liefde verstaan die innerlijke liefde, die God zijnen kinderen toedraagt, gevende zijnen Zoon voor het leven derzelve, mitsgaders die liefde, die wij God en onzen naasten toedragen; want wij kunnen God niet liefhebben, of Hij moet ons eerst zijne liefde bewijzen; 1 Joh. 4:10. Sommigen verstaan Hoogl. 3:9,10 als ene beschrijving van de hemelse heerlijkheid.

1Jo 4.10 So 3.9,10

1 John 4:10

39) is de liefde, niet

Dat is, blijkt de grootheid van Gods liefde tot ons.

40) liefgehad hebben,

Namelijk eerst, zodat wij met onze liefde God tot wederliefde zouden verwekt hebben. Want wij waren van nature haters van God; Rom. 1:30, en vijanden van God; Rom. 5:10.

Ro 1.30 5.10

41) lief heeft gehad,

Namelijk eerst, gelijk uitgedrukt wordt 1 Joh. 4:19.

1Jo 4.19
Copyright information for DutKant